Bezwaar maken tegen verhoging bijtellingspercentage elektrische auto?
Op 10 juli jl. stelde de Rechtbank Noord-Nederland een belastingplichtige in het gelijk die bezwaar had aangetekend tegen de verhoging van het bijtellingspercentage van de elektrische auto van de zaak. Hoe zit dat precies?
Wat speelde er?
Een werknemer kreeg van zijn werkgever een elektrische auto van de zaak. Hij bestelde deze auto op 2 april 2019, maar de tenaamstelling en levering van de auto was pas op 20 mei 2020. Op het moment van bestellen was het bijtellingspercentage voor volledig elektrische auto’s 4%. In 2020 gold een bijtellingspercentage van 8%. De werkgever hanteerde bij de aangifte loonheffing het tarief van 8%. Hier was de werknemer het niet mee eens en corrigeerde dit in zijn aangifte inkomstenbelasting.
De werknemer stelde dat de wetgever het eigendomsrecht (artikel 1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) had geschonden door geen overgangsrecht op te nemen voor gevallen waarin al onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan voordat de verhoging van de bijtelling voor elektrische auto’s werd aangekondigd.
Wat vond de Belastingdienst hiervan?
De inspecteur handhaafde het bijtellingstarief van 8% met als argumentatie dat de datum van eerste toelating leidend is. Hiertegen ging werknemer zonder succes in bezwaar waardoor hij zich wendde tot de rechtbank.
Wat oordeelde de Rechtbank?
De Rechtbank vond dat de werknemer in dit geval gelijk had.
- Schending van artikel 1. De rechtbank oordeelde dat de verhoging van de bijtelling zonder overgangsrecht een inbreuk maakt op het eigendomsrecht van zij die vóór de aankondiging al onomkeerbare verplichtingen waren aangegaan.
- Gerechtvaardigde verwachtingen. Werknemer mocht in goede trouw verwachten dat de bijtelling 4 % zou blijven, omdat hij al had besteld onder die regeling en annuleringskosten onredelijk zouden zijn geweest.
- Ontoereikend voorzienbaarheid en gebrek aan ‘fair balance’. De wetgever heeft onvoldoende rekening gehouden met mensen zoals in dit geval de werknemer. Hoewel de verkoop van elektrische auto’s zeer succesvol was, bestond geen sprake van urgente noodzaak om de regeling zonder overgang te wijzigen.
- Ontbreken van specifieke en dwingende redenen. Er waren geen concrete, dwingende redenen om de gerechtvaardigde verwachtingen van deze groep te schenden. Een financiële noodtoestand of budgettaire crisis ontbrak.
Nu betrof het in deze casus de jaren 2019 en 2020 waarin het bijtellingspercentage voor elektrische auto’s van 4% naar 8% ging. Maar in latere jaren zijn deze percentages ook verhoogd:
Bijtellingspercentage | |
2019 | 4% |
2020 | 8% |
2021 | 12% |
2022 | 16% |
2023 | 16% |
2024 | 16% |
2025 | 17% |
Wat betekent dit nu?
Deze uitspraak bevestigt dat de overheid bij het aanpassen van fiscale regels rekening moet houden met bestaande verplichtingen die burgers zijn aangegaan op basis van eerder bestaande wettelijke verwachtingen. De Rechtbank beperkt de snelheid waarmee stimuleringsregelingen kunnen worden afgebouwd zonder overgangsrecht.
En wat kunt u met deze uitspraak?
De uitspraak van de rechter ging over een heel specifieke situatie, maar wellicht speelde iets dergelijks ook bij u. Heeft u een elektrische auto besteld vóórdat duidelijk werd dat het bijtellingspercentage het volgende jaar omhoogging én is het bijtellingspercentage op het moment van levering hoger dan het moment van bestellen? Dan kunt u als een aanslag over een bepaald jaar nog niet onherroepelijk vaststaat bezwaar aantekenen. Of, als de aanslag wel al onherroepelijk vaststaat een verzoek ambtshalve vermindering indienen (binnen 5 jaar).
BAA ADVIES. De overheid moet bij het aanpassen van fiscale regels rekening houden met bestaande verplichtingen die burgers zijn aangegaan op basis van eerdere wettelijke verwachtingen. Teken bezwaar aan als dit niet zo is. Bijvoorbeeld zoals bij de aanschaf van een auto van de zaak. |
