• Contact
  • Direct contact
    Stel uw vraag
BAA
  • Diensten
    • Financiële administratie
    • Salarisadministratie
    • Jaarrekening, controles en rapportage
    • HRM
    • Ondernemingsadvies
    • Fiscaal advies
  • Over BAA
    • Medewerkers
    • Werken bij BAA
    • Sponsoring
  • Kennis
    • Artikelen
    • Inschrijven nieuwsbrief
  • Menu Menu
U bevindt zich hier: Home1 / inkomstenbelasting

Berichten

Gunstige uitspraak Hoge Raad box-3-heffing

6 januari 2022/in Artikelen /door Jac Vossen

Eind 2021 bepaalde de Hoge Raad dat in de betreffende casus, betrekking hebbende op de belastingjaren 2017 en 2018, belasting over het werkelijke rendement dient plaats te vinden en niet op basis van het fictief rendement. Een nieuw hoofdpijndossier voor de Belastingdienst.

Even terug in de tijd

2001. In 2001 werd het boxenstelsel in de inkomstenbelasting ingevoerd. Vanaf dat moment werd 4% fictief rendement belast met 30%. Een belastingheffing van 1,2% dus. Velen noemden box 3 in die jaren de ‘pretbox.’ De rente op spaarrekeningen was hoog en de belastingheffing hierover was een stuk lager dan in het oude stelsel.

Vermogen 1 miljoen, rente € 50.000 (5%), belastingheffing € 12.000 (24%).

2010. Vanaf 2010 daalt de rente op spaarrekeningen echter en anno 2022 moet er zelfs rente worden betaald over een te groot saldo op de spaarrekeningen. De ‘pretbox’ werd de ‘frustratiebox.’

Vermogen 1 miljoen, rente € 10.000 (1%), belastingheffing € 12.000 (120%).

2017. Ook de overheid vond dit te gortig worden en heeft in 2017 de vermogensmix binnen box 3 bedacht. Men ging (en gaat) er daarbij vanuit dat een belastingplichtige met een bepaald vermogen ervoor kiest om een deel van zijn vermogen te beleggen en een deel op een spaarrekening te zetten. Belastingplichtigen met een kleiner vermogen gingen minder box 3-heffing betalen en belastingplichtigen met een groter vermogen gingen meer betalen.

Vermogen 1 miljoen, rente € 10.000 (1%), belastingheffing € 16.500 (165%).

Gerechtelijke procedures bij rechtbanken en gerechtshoven

De afgelopen jaren zijn er al diverse gerechtelijke procedures over de hoge box 3-heffing gevoerd. In een aantal gevallen waren de rechtbank en het gerechtshof het wel met belastingplichtigen eens, maar vonden dat het de taak van de wetgever was om een en ander aan te passen. Deze aanpassingen laten echter op zich wachten en wachten. In het coalitieakkoord van het nieuwe kabinet wordt nu gesproken over een datum van 2025. Blijkbaar was dit voor de Hoge Raad eind vorig jaar de druppel om te oordelen dat nu toch ingegrepen moet worden.

De procedure bij de Hoge Raad

Hierbij betrof het een belastingplichtige die in 2017 en 2018 een vermogen had van ongeveer één miljoen euro. 80% stond op spaarrekeningen 20% was belegd. En dat terwijl de fictieve vermogensmix van de overheid uitgaat van 21% spaargeld en 79% beleggingen …

Het behaalde rendement was ongeveer € 3.500 en de belastingheffing in box 3 bedroeg ongeveer € 12.000. Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat voor deze belastingplichtige de box 3-heffing in strijd is met het recht op ongestoord genot van eigendom en het discriminatieverbod uit het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en bood rechtsherstel. Dat betekent dat deze belastingplichtige belastingheffing in box 3 over het werkelijk behaalde rendement moet betalen.

Wat betekent dit nu in de praktijk?

In de uitspraak is bepaald dat de fout in de heffing zit bij de veronderstelde vermogensmix. Hierdoor is het voor een belastingplichtige die risicomijdend is en veel geld op een spaarrekening laat staan, niet mogelijk het veronderstelde rendement te behalen. Voor belastingplichtigen die wel beleggen is op lange termijn het forfaitaire rendement wel haalbaar.

Het Ministerie van Financiën erkent dat de uitspraak grote budgettaire gevolgen kan hebben, en dat men eerst gaat bekijken hoe dit arrest in de praktijk moet worden uitgevoerd. Men zou ervoor kunnen kiezen om een compensatie te beperken tot spaargelden. Deze gegevens zijn tenslotte bij de Belastingdienst bekend. Het verschil tussen de gemiddelde spaarrente en het forfaitair rendement in het desbetreffende jaar zou dan gecompenseerd kunnen worden. In de betreffende casus zou dit als volgt kunnen uitwerken:

Werkelijk rendement: € 3.500 Box 3 heffing: 30% € 1.050
Forfaitaire heffing € 12.000
Compensatie € 10.950

Maar wat als het werkelijke rendement negatief is doordat er rente over de spaargelden moet worden betaald? Wordt de box 3 heffing dan 0?

Bezwaar aantekenen

Het arrest is een gevolg van één van de massaal-bezwaarprocedures. In die procedures is de vraag aan de orde of box 3 van de inkomstenbelasting in strijd is met het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van fundamentele vrijheden:

  • Artikel 1 Bescherming van eigendom; en/of
  • Artikel 14 Verbod van discriminatie

Geen bezwaar gemaakt? Ruim 60.000 belastingplichtigen hebben in het verleden al bezwaar gemaakt. In 2016 heeft de regering, nagenoeg zonder commentaar van de Tweede Kamer, de bezwaarprocedure ingeperkt. Onder de oude regeling tot en met 2016 liepen belastingplichtigen automatisch mee in de zogenaamde massaal-bezwaarprocedures. Sinds 2017 moet iedere belastingplichtige individueel en binnen 6 weken na dagtekening van de definitieve aanslag, bezwaar maken om mee te doen aan de massale procedures tegen de Box 3 heffing. Als er geen bezwaar is gemaakt, dan kan het Ministerie van Financiën ervoor kiezen om toch te compenseren. Maar zeker weten doen we dat niet.

Neem het zekere voor onzekere

Daarom is het raadzaam om alsnog bezwaar te maken tegen belastingaanslagen die nog niet definitief zijn opgelegd. Voor definitief opgelegde aanslagen bestaat de mogelijkheid om een verzoek om ambtshalve vermindering van de belastingaanslag in te dienen. Mocht de Belastingdienst het verzoek afwijzen, dan kan het nog aan de rechter worden voorgelegd.

Ook bezwaar maken voor belastingjaar 2021

Ook voor 2021 is het slim om tegen de aanslag inkomstenbelasting bezwaar aan te tekenen. Zeker als sprake is van veel box 3-vermogen. Tussen € 100.000 en € 1.000.000 boven het heffingsvrij vermogen is de heffing € 1.400 bij € 100.000 en € 7.000 bij € 500.000. Bij € 1.000.000 boven het heffingsvrij vermogen betaalt u maar liefst € 17.600. Dus alleszins de moeite waard.

BAA ADVIES. Loopt u mee in een massaal-bezwaarprocedure box 3? Dan krijgt u automatisch bericht over de uitkomst daarvan. Zijn er belastingaanslagen nog niet definitief, teken dan alsnog bezwaar aan binnen zes weken na dagtekening van de definitie. Zijn de aanslagen wel definitief, dien dan een verzoek in tot ambtshalve vermindering.Desgewenst doen wij dat voor u. Vanzelfsprekend houden we u op de hoogte van verdere ontwikkelingen.
https://baa.nl/wp-content/uploads/2022/01/gunstige-uitspraak-box3-2.jpg 800 1200 Jac Vossen https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jac Vossen2022-01-06 07:51:492022-04-12 12:27:21Gunstige uitspraak Hoge Raad box-3-heffing

Keert de onbeperkte verliesverrekening weer terug?

5 april 2021/in Artikelen /door Jac Vossen

Het verrekenen van verliezen met toekomstige winsten zal in 2022 wijzigen. Verwacht u verlies te maken, dan moet u hiervan zeker op de hoogte zijn. De coronacrisis kan uiteraard een aanleiding voor een en ander zijn.

Dit speelt er

Tot en met 2021. Op dit moment zijn geleden verliezen nog maar beperkte tijd compensabel met toekomstige winsten. Dit gaat echter veranderen. In een nota van wijziging bij het Belastingplan 2021 is opgenomen dat de beperking tot 6 jaar (in de vennootschapsbelasting) van de huidige voorwaartse verliesverrekening per 1 januari 2022 komt te vervallen. Dat is voor het mkb dus een opsteker.

Vanaf 2022. Echter … vanaf 2022 geldt dat verrekenbare verliezen tot een bedrag van 1 miljoen volledig te verrekenen zijn met winsten, maar dat de verliesverrekening boven de 1 miljoen wordt gemaximeerd tot 50% van de resterende belastbare winst. Dit zal echter een maatregel zijn die binnen het MKB over het algemeen niet zo’n grote gevolgen zal hebben.

De gevolgen. Om de gevolgen van deze wijzigingen aan de hand van voorbeelden uit te leggen, moeten we een onderscheid maken tussen de regelgeving bij de inkomstenbelasting en de regelgeving bij de vennootschapsbelasting.

Huidige verliesverrekening inkomstenbelasting

Carry back. Op dit moment geldt binnen de inkomstenbelasting dat in een jaar geleden negatief belastbaar inkomen kan worden verrekend met positief belastbaar inkomen in de voorgaande drie jaren (de zogenaamde carry back of achterwaartse verliesverrekening).

Carry forward. Is in de afgelopen drie jaren geen sprake van een positief belastbaar inkomen, dan kan het negatieve belastbare inkomen worden verrekend met de positieve belastbare inkomens in de komende 9 jaar (carry forward of voorwaartse verliesverrekening).

Voorbeeld 1
In 2020 heeft Chris een negatief belastbaar inkomen van € 45.000. In 2017 was dit positief € 15.000, in 2018 positief € 10.000 en in 2019 was er sprake van een positief belastbaar inkomen van € 5.000. De verrekening ziet er nu als volgt uit:

    • Inkomen 2017 € 15.000 – verrekening 2020 € 15.000 – inkomen 2017 wordt 0.
    • Inkomen 2018 € 10.000 – verrekening 2020 € 10.000 – inkomen 2018 wordt 0.
    • Inkomen 2019 € 5.000 – verrekening 2020 € 5.000 – inkomen 2019 wordt 0.

Over 2017 tot en met 2019 zal Chris de betaalde belasting terugontvangen. Na de verrekening resteert er nog een verlies 2020 van € 15.000. Dit verlies kan worden verrekend met de toekomstige winsten uit de jaren 2021 tot en met 2029.

Huidige verliesverrekening vennootschapsbelasting

De verliesverrekening in de vennootschapsbelasting (dus voor de BV) wijkt af van de verliesverrekening in de inkomstenbelasting. Tevens is deze verliesverrekening per 1 januari 2019 ook nog gewijzigd voor wat betreft de carry forward.

Verliezen in een bepaald jaar kunnen slechts worden verrekend met winsten uit het voorgaande jaar (carry back). Verliezen die afkomstig zijn uit de jaren vóór 2019 kunnen worden verrekend met winsten in de komende negen jaren ná 2019 (van 2019 tot en met 2027). Verliezen ontstaan in 2019 of later kunnen slechts worden verrekend met winsten uit de toekomstige 6 jaren (carry forward). Als overgangsmaatregel geldt dat een verlies met een verrekeningstermijn van 6 jaar eerder wordt verrekend dan een verlies met een verrekeningstermijn van 9 jaar.

Voorbeeld 2
In 2020 heeft Rijksdaalder BV een verlies geleden van € 85.000. In 2019 was er nog sprake van een winst van € 200.000. Hoe kan dit verlies nu verrekend worden?

De te betalen vennootschapsbelasting in 2019 is € 33.000. De gecorrigeerde winst voor 2019 wordt € 115.000 (€ 200.000 – € 85.000). De nieuw berekende vennootschapsbelasting bedraagt € 18.975. Rijksdaalder BV ontvangt over 2019 dus € 14.025 van de Belastingdienst retour.

Voorbeeld 3
De resultaten van Stuivertje 3 BV zijn als volgt:

    • Verlies 2019: € 55.000
    • Verlies 2018: € 85.000
    • Verlies 2017: € 110.000

Stel nu dat de winst in 2021 € 125.000 bedraagt. De verrekening van de verliezen uit het verleden vindt nu als volgt plaats:

Eerst wordt de winst verrekend met het verlies uit 2019 (termijn 6 jaar). Het resterende verlies van € 70.000 wordt verrekend met het oudste jaar uit de oude regeling: 2017 (termijn 9 jaar). De voor de toekomst nog te verrekenen verliezen zijn dan: 2017 € 40.000 en 2018 € 85.000.

Wat gaat er nu veranderen?

Voor wat betreft de inkomstenbelasting blijft de regeling ongewijzigd. Met betrekking tot de vennootschapsbelasting worden compensabele verliezen die ontstaan ná 1 januari 2022 (of al aanwezig zijn op 31 december 2021) naar de toekomst in tijd onbeperkt verrekenbaar. (carry forward) De termijnen van 9 jaar en 6 jaar komen te vervallen. De termijn van 1 jaar voor wat betreft de achterwaartse verliesverrekening (carry back) blijft wel ongewijzigd.

Voorbeeld 3 nieuwe situatie
Als in voorbeeld 3 de verliezen uit 2017 en 2018 nog aanwezig zijn op 31 december 2021, kunnen deze worden verrekend met toekomstige winsten in de daaropvolgende jaren, zónder dat er risico wordt gelopen op verliesverdamping ten gevolge van verjaring.

Hoe zit het met een verliesverrekening van meer dan 1 miljoen?

Voorbeeld 4
Grote Getallen BV heeft de volgende resultaten behaald:

    • Winst 2022: € 1 miljoen
    • Verlies 2023: € 6 miljoen
    • Winst 2024: € 4 miljoen

De verliezen kunnen dan met ingang van 1 januari 2022 als volgt berekend worden. Van het verlies uit 2023 is 1 miljoen verrekenbaar met de winst uit 2022. De winst 2022 wordt dan 0.

Van het resterende verlies van 5 miljoen uit 2023 is 1 miljoen verrekenbaar met de winst uit 2024. Deze winst wordt dus verlaagd tot 3 miljoen en het verlies uit 2023 wordt 4 miljoen.

Voor de resterende 3 miljoen winst geldt nu dat slechts 50% verrekenbaar is met het verlies uit 2023. In 2023 resteert dan nog een verlies van 2,5 miljoen (4 – 1,5 miljoen) en de winst in 2024 komt uit op 1,5 miljoen (3 – 1,5 miljoen). Over laatstgenoemd bedrag moet vennootschapsbelasting worden betaald.

Dit is toch meer iets voor uw adviseur?

Het is vanzelfsprekend dat dit een materie is waarmee u als ondernemer zelf niet elke dag mee bezig bent. Het is echter wel goed dat u weet dat de regeling bestaat. Mogelijk kunt u hiermee rekening houden bij geplande investeringen door deze ofwel uit te stellen dan wel naar voren te halen. Zoals blijkt uit dit artikel kan het echter wel gaan om grote financiële belangen. Hierin is dus een rol voor uw adviseur weggelegd. Deze zal u tijdig hieromtrent moeten informeren en adviseren.

BAA ADVIES. Door de invoering van de onbeperkte verliesverrekening in de vennootschapsbelasting worden verliezen geleden vanaf boekjaar 2013 en nog aanwezig op 31 december 2021, onbeperkt verrekenbaar in de toekomstige jaren. Bespreek de gevolgen voor uw situatie met uw adviseur.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/onbeperkte-verliesrekening.jpg 200 300 Jac Vossen https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jac Vossen2021-04-05 17:02:512021-12-13 20:23:27Keert de onbeperkte verliesverrekening weer terug?

Eten en drinken: hoe zit de fiscale vork in de steel?

30 september 2020/in Artikelen /door Jasper Werts

Ook ondernemers en werknemers moeten eten en drinken. Hoe zit dat met de aftrekbaarheid van de kosten en van de btw? Dit artikel beschrijft de verschillende fiscale behandelingen van uitgaven voor eten en drinken in de onderneming.

Inkomstenbelasting

Aftrekbaar … Uitgaven voor eten en drinken met het oog op zakelijke belangen van de onderneming zijn aftrekbaar van de winst. Er geldt geen maximum voor deze kosten. Voorbeelden van deze kosten zijn kantinekosten en zakelijke besprekingen in horecagelegenheden. Uitgaven met privébedoelingen zijn niet aftrekbaar.

… maar beperkt. Voor de bepaling van de fiscale winst uit de onderneming zijn er wettelijke aftrekbeperkingen ingevoerd voor uitgaven voor eten en drinken. Deze zogenaamde gemengde kosten dienen op grond van de wet deels te worden uitgesloten.

Gemengde kosten deels uitsluiten. U kunt op twee manieren deze gemengde kosten deels uitsluiten. Voor de Wet Inkomstenbelasting is er een keuzemogelijkheid. Ofwel:

  • U trekt alle kosten af maar corrigeert hiervoor door € 4.700 (forfait) bij de winst te tellen (in 2019 € 4.600);
  • U mag er echter ook voor kiezen om slechts 80% van de gemengde kosten in aftrek te brengen (20% van de kosten dus niet).

Het is aan u om (samen met uw adviseur) te bepalen wat fiscaal het meest voordelig is.

En de vennootschapsbelasting?

Voor de Wet op de vennootschapsbelasting bestaat er ook een keuzemogelijkheid:

  • U trekt alle kosten af en corrigeert door 0,4% van het belastbare loon van alle werknemers samen, met een minimum van € 4.700 bij de winst te tellen (2019: € 4.600);
  • U mag er echter ook voor kiezen om slechts 73,5% van de gemengde kosten in aftrek te brengen (26,5% van de kosten dus niet).

Omzetbelasting

Hoofdregel voor de omzetbelasting is de omstandigheid of het zakelijke uitgaven betreft.

Eigen gebruik ondernemer. Als u als ondernemer voor u zelf eten en/of drinken koopt, dan is de btw niet aftrekbaar. Aanschaf van koffie/thee en overige kantineproducten kunnen een zakelijk karakter hebben en daardoor aftrek van btw rechtvaardigen. U als ondernemer moet bij vragen van de Belastingdienst aannemelijk maken dat de aanschaf van deze producten ook zakelijk is. Koffiebonen, koekjes, chips en cola als u geen kantoor, geen kantine en geen personeel heeft, is bijv. moeilijk aannemelijk te maken.

Consumptie in horecagelegenheden. Als ondernemer zult u vaker in een horecagelegenheid dineren, lunchen of een gewoon een kop koffie drinken. De btw op lunch met een werknemer, een diner met een klant of een snel ontbijt onderweg is echter niet aftrekbaar.

Personeelsfeest op locatie. Niet zelden wordt er een zaal afgehuurd en verzorgt de zaaleigenaar het eten en drinken. Of er wordt een partytent gehuurd en een cateraar zorgt voor de spijs en de drank. In alle gevallen waarbij een speciaal daarvoor ingerichte ruimte wordt gehuurd en een cateraar wordt ingeschakeld, is de btw niet aftrekbaar.

Eten en drinken voor personeel. Vaak wordt er ook eten en drinken op de zaak geleverd of in de kantine bezorgd. De btw is dan gewoon aftrekbaar. U kunt gedurende het jaar alle btw op de inkoop van eten en drinken in aftrek brengen. Maar … als u aan uw personeel een te lage vergoeding vraagt of het zelfs gratis verstrekt dan bevoordeelt u de werknemers. Zij betalen veel minder voor het eten en drinken dan wat gangbaar is in de horeca.

Broodje van het tankstation voor onderweg. Of de btw aftrekbaar is, hangt altijd van de vraag of het een zakelijke uitgave is. Een mens moet eten en dit is privé; kosten voor eten op zichzelf is geen zakelijke uitgave. Als u echter ’s avonds nog een afspraak heeft bij een klant en onderweg een broodje bij het tankstation koopt, dan is het zakelijk en de btw is wel aftrekbaar.

Correctie btw-aftrek bij vergoeding aan personeel

Eten en drinken voor een te lage vergoeding verstrekken wordt als vergoeding aan het personeel gezien. Deze bevoordeling moet voor de omzetbelasting worden gecorrigeerd. Als de vergoeding per werknemer per jaar méér is dan € 227, dan mag over het bedrag niet alle btw in aftrek worden gebracht. Dit staat beschreven in het BUA (Besluit Uitsluiting Aftrek van voorbelasting).

Voorbeeld 1
Bij bedrijf X krijgen alle 10 werknemers elke maand een gratis lunch aangeboden in de bedrijfskantine. Deze bevoordeling heeft per werknemer een waarde van € 150 per jaar. De volledige btw op de inkopen van het eten en drinken is dan aftrekbaar.

Voorbeeld 2
Bij bedrijf Y krijgen alle 10 werknemers elke week een gratis lunch aangeboden in de bedrijfskantine. Deze bevoordeling heeft per werknemer een waarde van € 300. De btw op de kantineverstrekkingen dient te worden gecorrigeerd. In dit geval 10 werknemer x € 300 x 9% btw = € 270.

Inkoop door horecabedrijven. Btw op inkopen van horecabedrijven is uiteraard volledig aftrekbaar als voorbelasting. De aangekochte goederen moeten dan natuurlijk wel gebruikt worden voor het tegen betaling uitserveren van maaltijden en dranken. Voor eigen gebruik door de ondernemer en het personeel moet u dus een correctie doen en is de btw op de inkoop niet aftrekbaar.

Niet aftrekbare btw zijn wél kosten

U ziet, vaak is de btw voor eten en drinken niet of slechts gedeeltelijk aftrekbaar. U mag echter de btw die niet aftrekbaar is wel als kosten aftrekken. Mits het een zakelijk aangelegenheid betrof uiteraard.

Administratie

U moet dus in uw boekhouding rekening houden met privé/zakelijk karakter, locatie, enz. En dan ook nog aftrekbaarheid van de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en de eventueel aftrekbare btw. Daar komt bovenop dat u eventueel nog deels zaken moet corrigeren. Als u de uitgave doet, weet u nog wel hoe het zit, maar weet u dat ook nog als u over 4 weken het bonnetje in uw boekhouding moet verwerken of de factuur moet boeken? Noteer dan altijd goed met wie u wanneer u wat heeft genuttigd, of wanneer, wat waarom en voor wie heeft besteld. En … zorg dat u alles goed met uw boekhouder communiceert.

BAA ADVIES. Ook u en uw werknemers moeten eten en drinken. Deze uitgaven zijn echter niet altijd zakelijk en dus niet als kosten aftrekbaar. Bovendien bestaan er verschillende beperkende maatregelen, zoals het BUA, om de btw aftrek te beperken. Die worden nogal eens over het hoofd gezien. Laat u dus niet verrassen en voorkom naheffingen door het ten onrechte terugvragen van btw.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/aftrek-eten-drinken.jpg 200 300 Jasper Werts https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jasper Werts2020-09-30 16:53:062021-12-02 16:55:39Eten en drinken: hoe zit de fiscale vork in de steel?

Een motor van de zaak – iets voor u misschien?

13 maart 2019/in Artikelen /door Jac Vossen

Menig ondernemer rijdt een auto van de zaak. Een personenauto of bestelbus. En menig ondernemer neemt ook al de fiets om op de zaak te komen. Maar heeft u al eens aan een motor van de zaak gedacht? Wat zijn hiervoor de fiscale regels?

De forfaitaire bijtelling van auto, fiets en motor

Auto. Zoals bekend geldt voor het privégebruik van de auto al vele jaren een forfaitaire bijtelling. Deze percentages zijn in 2019 bepaald op 4% en 22%. Alle andere bijtellingstarieven van 2011 t/m 2021 ziet u in één oogopslag in ons stroomdiagram.

Fiets.
 De overheid heeft in “al haar wijsheid” ook bedacht vanaf 2020 een forfaitaire bijtelling voor de privéritten met de fiets van de zaak te introduceren. Deze bijtelling wordt 7% over de nieuwwaarde.

Motor.
 De motor van de zaak is nog steeds de dans ontsprongen. Hiervoor geldt geen forfaitaire bijtelling, maar een bijtelling gebaseerd op het daadwerkelijk aantal privé gereden kilometers x de kilometerprijs.

Motor van de zaak en de aftrekbare kosten

Als u een motor aanschaft en deze ook zakelijk gaat rijden, zijn onder andere de volgende kosten aftrekbaar:

  • aankoop + bpm (via afschrijving);
  • leasekosten (operational lease);
  • motorkleding, helm, laarzen en tassen en andere accessoires;
  • navigatiesysteem;
  • brandstofkosten;
  • reparatie- en onderhoudskosten;
  • motorrijtuigenbelasting;
  • verzekering.

Voor het zakelijk gebruik geldt een percentage van minimaal 10% zakelijk.

Andere fiscale voordelen

Naast het feit dat kosten aftrekbaar zijn, zitten er ook nog andere fiscale voordelen aan de aanschaf van een motor.

  • U krijgt als btw-ondernemer de btw op de aanschaf en de kosten.
  • U ontvangt op de aanschaf kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) van 28%.
  • U mag als startend IB-ondernemer de aanschafkosten van de motor willekeurig afschrijven.
  • Op de aanschaf van een elektrische motor ontvangt u bovendien nog een “extra subsidie” in de vorm van 27% (tabel 2019) milieu-investeringsaftrek en geldt een vrijstelling voor de motorrijtuigenbelasting.

De bijtelling voor de inkomstenbelasting

Voor de privé gereden kilometers met de motor geldt geen forfait, maar ook geen vrijstelling voor de eerste 500 km. Bij een motor moet direct vanaf de eerste privé gereden kilometer een winstcorrectie in de vorm van een bijtelling worden meegenomen.

De bijtelling voor de privé gereden kilometers vindt plaats in vier stappen.

  • Stap 1. Wat zijn de totale jaarkosten van de motor?
  • Stap 2. Wat is het totaal in een jaar gereden kilometers, gesplitst naar zakelijk, woon-werk en privé?
  • Stap 3. Wat zijn de totale kosten/totaal aantal kilometers dat leidt tot het tarief per gereden km
  • Stap 4. Wat is de bijtelling voor het aantal gereden privé kilometers: km-tarief x privé kilometers?

Bewijslast ligt bij de fiscus. In tegenstelling tot de bijtelling bij de auto geldt voor de bijtelling van de motor dat de Belastingdienst moet bewijzen dat het door u opgegeven aantal privé kilometers niet klopt en dat is lastig.

De bijtelling voor de omzetbelasting

Voor de btw-bijtelling voor het privégebruik geldt voor de motor een soortgelijke regeling als voor de auto. Er is echter geen sprake van een forfait. Eerst trekt u alle btw die betrekking heeft op de kosten van de motor af. Vervolgens moet u bij de laatste btw-aangifte over het jaar corrigeren voor privégebruik. Dit berekent u als volgt:

(alle betaalde btw op kosten van de motor + 20% van btw van aanschaf)
x
(privékilometers/totaal aantal kilometers).

De woon-werk kilometers gelden daarbij als privékilometers.

Een rekenvoorbeeld

Aanschaf motor € 12.000 (btw € 2.520)
Restwaarde na 5 jaar € 2.000
Totaal aantal kilometers 12.000 km
(8.000 zakelijk, 1.000 km woon-werk, 3.000 km privé)
Afschrijving per jaar (5 jaar) € 2.000
Brandstofverbruik (1 op 25) € 720 (btw € 151)
(12.000 km/25 x € 1,50)
Motorrijtuigenbelasting € 150
Verzekering € 400
Reparatie, onderhoud, banden € 700 (btw € 147)
Totale kosten € 3.970
Kosten per km: € 3.970 / 12.000 km = € 0,33/km
Bijtelling inkomstenbelasting voor privégebruik € 990
(3.000 km x € 0,33)
Bijtelling omzetbelasting € 267
((3. 000 km +1.000 km)/12.000 km)* ((€ 2.520/5) + € 151 + € 147)
Netto voordeel voor de inkomstenbelasting € 1.237 per jaar
((€ 3.970 + € 267 – € 990) x 38,1%) IB-tarief 2019 38,1% geen rekening houdend met MKB-vrijstelling, e.d.

Ter vergelijking: als deze motor als particulier wordt gereden kost deze € 23.860 (in vijf jaar); als ondernemer kost dat € 17.675. Al met al een voordeel van meer dan € 6.000.

BAA ADVIES. Voor de motor én voor de (elektrische) scooter van de zaak geldt nog steeds geen forfaitaire bijtelling. Misschien toch maar eens overwegen of het voor u interessant is? Wij helpen u graag daarbij.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/motor-van-de-zaak.jpg 200 300 Jac Vossen https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jac Vossen2019-03-13 12:06:412021-12-04 12:10:19Een motor van de zaak – iets voor u misschien?

Aankoop vakantiewoning? Let op de fiscale spelregels!

8 februari 2018/in Artikelen /door Pieter van Lieshout

Als u een vakantiewoning koopt, krijgt u namelijk te maken met de inkomstenbelasting en misschien ook wel met omzetbelasting en overdrachtsbelasting. Alle reden om u hierover (van tevoren) goed te informeren.

De vakantiewoning en de inkomstenbelasting

In principe zal de vakantiewoning in de aangifte inkomstenbelasting aangegeven moeten worden in box 3. Verhuurt u de woning, dan is de ontvangen huur onbelast, maar u betaalt belasting over de WOZ-waarde van de vakantiewoning.

Voorbeeld
U koopt een vakantiewoning voor € 150.000. De jaarlijkse huur bedraagt € 12.500,-. De WOZ is eveneens € 150.000.

De belasting in box 3 over de vakantiewoning (zonder rekening te houden met het heffingsvrije vermogen van € 25.200 p.p.) bedraagt ca. € 1.500. Box 3 kent met ingang van 2017 verschillende tarieven, waardoor de uitkomst uiteraard afhankelijk is van uw persoonlijke situatie.

Tabel berekening rendement op vermogen over 2018

Schijf Uw (deel van de) grondslag sparen en beleggen Percentage 0,36% Percentage 5,38% Percentage gemiddeld rendement
1 Tot en met € 70.800 67% 33% 2,017%
2 Vanaf € 70.801 tot en met € 978.000 21% 79% 4,326%
3 Vanaf € 978.001 0% 100% 5,38%

De huurinkomsten zijn onbelast zodat het nettoresultaat € 11.000,- (€ 12.500 -/- € 1.500) bedraagt. Geen slechte investering, gezien de huidige rentestanden…

De vakantiewoning en de overdrachtsbelasting

Koopt u een nieuwe nog niet eerder gebruikte vakantiewoning, dan moet u 21% omzetbelasting betalen. Er geldt in dit geval een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. In de overige gevallen is 2% overdrachtsbelasting verschuldigd.

Koopt u een gemeubileerde woning dan is over dat deel van de inventaris van de koopsom géén overdrachtsbelasting verschuldigd. Verkoopt u de woning dan is weer overdrachtsbelasting verschuldigd.

De vakantiewoning en de omzetbelasting

Zoals gezegd betaalt u 21% omzetbelasting als u een nog niet eerder gebruikte vakantiewoning koopt. Koopt u een vakantiewoning die al meer dan 2 jaar geleden in gebruik is genomen dan betaalt u in principe géén omzetbelasting (onder voorwaarden kunt u ervoor kiezen om toch omzetbelasting in rekening te brengen).

Omzetbelasting terugvragen. De omzetbelasting die u betaalt kunt u in bepaalde gevallen terugvragen van de Belastingdienst. Dit hangt af van wat u met de vakantiewoning gaat doen. Heeft u de vakantiewoning gekocht voor uzelf of gaat u de vakantiewoning ook verhuren?

  • Als de woning enkel voor eigen gebruik is dan kunt u de betaalde omzetbelasting niet terugvragen.
  • Als u de vakantiewoning gaat verhuren aan anderen op een dusdanige wijze dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestandsdeel, dan kunt u de omzetbelasting (gedeeltelijk) terugvragen. Volgens de Belastingdienst is hier sprake van als de vakantiewoning doorgaans 140 dagen per jaar wordt verhuurd.
  • Als u de vakantiewoning uitsluitend aan anderen verhuurt, dan kunt u alle in rekening gebrachte omzetbelasting terugvragen.
  • Als u naast verhuur de vakantiewoning ook privé gaat gebruiken dan krijgt u niet alle omzetbelasting terug. Heeft u de vakantiewoning in het jaar van aankoop voor 20% voor u zelf gebruikt dan kunt u ook maar 80% van de omzetbelasting terugkrijgen.

Hoe terugvragen? Om de omzetbelasting terug te kunnen vragen moet u als btw-ondernemer bij de Belastingdienst geregistreerd staan. U moet vervolgens aangifte omzetbelasting doen waar de aan u in rekening gebrachte omzetbelasting teruggevraagd kan worden.

Let op! Als u de omzetbelasting heeft teruggevraagd, dan volgt de Belastingdienst de vakantiewoning 10 jaar (jaar van aankoop is jaar 1). Wijzigt het gebruik van de vakantiewoning, bijvoorbeeld doordat u de vakantiewoning voor 40% privé gaat gebruiken of bij verkoop van de woning, zal de teruggevraagde omzetbelasting herzien moeten worden.

Voorbeeld
In 2016 heeft u een vakantiehuisje van € 150.000 (exclusief € 31.500 btw) gekocht. U verhuurt het huisje in 2016 t/m 2020 voor 80% en 20% gebruikte u het huisje zelf. In de aangifte omzetbelasting vraagt u 80% van€ 31.500 (= € 25.200) terug.

Over de huurinkomsten moet u 6% omzetbelasting in rekening brengen en afdragen. Op 1 januari 2021 verkoopt u het vakantiehuisje weer aan een particulier die het huisje voor zichzelf gaat gebruiken. Over de verkoop kunt u géén btw in rekening brengen. Wel moet de in het verleden teruggevraagde omzetbelasting worden herzien.

Op 1 januari 2021 zijn vijf jaar voorbij. Nog vijf jaar te gaan. De herziening is nu dus 5 jaar x 1/10 x € 25.200 = € 12.600. Dit bedrag moet u terugbetalen aan de Belastingdienst.

Herziening voorkomen. Er zijn een aantal mogelijkheden om deze herziening te voorkomen.

  1. U verkoopt pas ná de herzieningstermijn (jaar van aanschaf + 9 jaar).
  2. Als de koper de vakantiewoning voor 90% of meer voor belaste prestaties gaat gebruiken, dan kunt u op verzoek de woning tóch verkopen met omzetbelasting. In dit geval hoeft de omzetbelasting bij aankoop niet te worden herzien.
  3. Verkoopt u binnen 2 jaar na eerste ingebruikname de woning, dan kunt u voor met omzetbelasting belaste verkoop kiezen.
BAA ADVIES. Bij de aankoop van een vakantiewoning krijgt u met verschillende belastingen te maken. Vooral de regels voor omzetbelasting zijn moeilijk en lastig. Omdat de vakantiewoning door de Belastingdienst 10 jaar wordt gevolgd, kan dat bij verkoop wel eens tot een grote herziening van de teruggevraagde omzetbelasting leiden. Uw adviseur bij BAA kan u helpen met het maken van de beste keuzes.
https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/aankoop-vakantiewoning.jpg 200 300 Pieter van Lieshout https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Pieter van Lieshout2018-02-08 13:34:372021-12-05 13:36:46Aankoop vakantiewoning? Let op de fiscale spelregels!

Beperk de aftrekbeperking op gemengde kosten

11 januari 2018/in Artikelen /door Pieter van Lieshout

Voor gemengde kosten geldt een aftrekbeperking: een deel van de kosten mag u niet in aftrek brengen. Dan is het slim om die aftrekbeperking zoveel mogelijk te beperken… Hoe doet u dat?

Wat zijn gemengde kosten?

In de wet zijn een aantal kosten opgenomen die niet geheel in aftrek mogen worden gebracht op de winst. Dit zijn de zogenoemde ‘gemengde kosten’. De gemengde kosten zijn gedeeltelijk aftrekbaar van de winst omdat zij volgens de wetgever zowel een zakelijk als een privé-element kennen.

Gemengde kosten zijn:

  • voedsel, drank en genotsmiddelen;
  • representatiekosten, waaronder recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak; en
  • congressen, seminars, studiereizen, excursies.

Wat is wel en niet aftrekbaar van de inkomstenbelasting?

Gemengde kosten zijn tot een bedrag van € 4.500 niet aftrekbaar van de winst. Dus alles boven € 4.500 is wel aftrekbaar. U kunt er echter ook voor kiezen om van de totale gemengde kosten een wettelijk vastgesteld percentage niet in aftrek te brengen.

Voorbeeld

De gemengde kosten bedragen € 5.000.

  • Optie 1. € 5.000 -/- € 4.500 = € 500 aftrekbaar
  • Optie 2. € 5.000 x 80% = € 4.000 aftrekbaar

De keuze dient bij de aangifte inkomstenbelasting te worden gemaakt. In dit voorbeeld zult u dus voor optie 2 kiezen. Het aftrekbare percentage van optie 2 is met ingang van 1 januari 2017 verhoogd van 73,5% naar 80%.

Hoe zit het dan met de aftrekbaarheid binnen de vennootschapsbelasting?

De vennootschapsbelasting kent eenzelfde soort regeling met betrekking tot de gemengde kosten. Opvallend verschil is dat de verhoging van het aftrekbare percentage naar 80% niet is doorgevoerd in de vennootschapsbelasting, maar is beperkt tot IB-ondernemers en resultaatgenieters.

Binnen de vennootschapsbelasting zijn er wederom twee opties. Optie 1: een vast bedrag van de gemengde kosten (€ 4.500) komt niet voor aftrek in aanmerking, of als 0,4% van de fiscale loonsom binnen de onderneming hoger is als € 4.500 dan is deze loonsom niet aftrekbaar. Optie 2: van de totale gemengde kosten komt 73,5% wel in aftrek en 26,5% niet.

Voorbeeld

De gemengde kosten bedragen € 20.000. De fiscale loonsom van de onderneming bedraagt € 750.000.

  • Optie 1. 0,4% x € 750.000 = € 3.000. Dit bedrag is lager dan € 4.500 dus geldt de aftrekbeperking van € 4.500.
  • Optie 2. € 20.000 x 26,5%= € 5.300 niet aftrekbaar.

In deze situatie is optie 1 de beste keuze, omdat hier ‘slechts’ € 4.500 niet aftrekbaar is.

Tip. Zorg dat uw administratie dusdanig is ingericht dat duidelijk is wat de gemengde kosten zijn. U of uw administratiekantoor kan dan eenvoudig berekenen wat in úw situatie de beste keuze is.

Op welke manieren kunt u de aftrekbeperking zoveel mogelijk beperken?

1. Reclamekosten in plaats van representatiekosten

Het verschil tussen reclame en representatie is dat er bij representatie géén formele tegenprestatie van de ontvangers tegenover staat en het consumptieve element sterk aanwezig is. Als er echter wel en sprake is van een tegenprestatie dan noemen we dat reclame. En die reclamekosten zijn volledig aftrekbaar.

Voorbeeld

Stel, u sponsort de plaatselijke fietsvereniging. Vraag dan om een tegenpresentatie zoals een vermelding in het clubblad. Hiermee voorkomt u dat de kosten worden aangemerkt als representatiekosten en worden gezien als reclamekosten die volledig aftrekbaar zijn.

2. Doorbelasten aan uw afnemer

Als u de gemaakte gemengde kosten kunt doorbelasten aan uw afnemer dan zijn voor u de kosten volledig aftrekbaar. De aftrekbeperking komt dan bij uw afnemer te liggen. U moet dan wel van de Hoge Raad deze gemengde kosten apart op de factuur specificeren, zodat uw klant dan kan zien dat deze kosten specifiek voor hem/haar zijn betaald.

Voorbeeld

U vliegt voor marktonderzoek voor een Nederlandse klant naar Spanje. Daar verblijft u in een hotel waar u ’s middags en ’s avonds luncht en dineert. De bonnetjes/factuur belast u vervolgens door aan uw klant en vermeldt specifiek op de factuur om welke gemengde kosten het gaat. Voor u zijn de kosten voor eten en drinken rechtstreekse kosten en die komen voor 100% in aftrek. Voor uw klant gelden de regels inzake de aftrekbeperking.

3. Binnen de WKR aanwijzen als eindheffingsloon

Indien u bepaalde gemengde kosten binnen de WKR aanwijst als eindheffingsloon, dan heeft u met de aftrekbeperking niets te maken. Loonkosten zijn namelijk volledig aftrekbaar. Binnen de WKR kunt u 1,2% van de fiscale loonsom van de onderneming onbelast vergoeden en verstrekken aan uw werknemers (vrije ruimte).

Voorbeeld

U organiseert een personeelsfeest in een partycentrum. Als u de kosten voor personeelsfeesten binnen de WKR aanwijst als eindheffingsloon dan vallen de kosten in de vrije ruimte van de WKR. Als uw vrije ruimte groot genoeg is dan kan dit belastingvrij en heeft u met de aftrekbeperking niets te maken. Het zijn dan namelijk loonkosten die in tegenstelling tot representatiekosten volledig aftrekbaar zijn.

BAA ADVIES. Kies bij het doen van uw aangifte voor de meest voordelige optie voor het aftrekken van de gemengde kosten. De aftrekbeperking van deze gemengde kosten kunt u vaak beperken (reclamekosten, doorbelasten of eindheffingsloon).
https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/aftrekbeperking-gemengde-kosten-1.jpg 200 300 Pieter van Lieshout https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Pieter van Lieshout2018-01-11 13:32:562021-12-05 13:34:29Beperk de aftrekbeperking op gemengde kosten

Wanneer zijn kosten voor eten en drinken aftrekbaar?

1 september 2017/in Artikelen /door Pieter van Lieshout

Of u kosten voor eten en drinken als ondernemer mag aftrekken hangt van de situatie af. Dat geldt voor zowel de aftrekbaarheid voor de inkomstenbelasting als voor het terugvragen van de btw. Hoe zit dat?

Aftrekbaar van de inkomstenbelasting

Documenteer de zakelijkheid van de uitgaven

Als uitgaven in verband met eten en drinken zijn gedaan met het oog op de zakelijke belangen van uw onderneming dan zijn deze kosten in beginsel aftrekbaar van de winst.

Tip. Voorkom discussie met de Belastingdienst door de zakelijkheid van uitgaven goed te documenteren. Schrijf bijvoorbeeld op uw bonnetjes de namen, het waarom en welk project en/of welke klant het betreft.

Aftrekbeperking

Als vast is gesteld dat de uitgaven in verband met eten en drinken zakelijk zijn, dan geldt een wettelijke aftrekbeperking voor eten en drinken. Volgens de wet kan de aftrekbeperking op twee manieren bepaald worden.

  1. Alle (zakelijke) kosten zijn aftrekbaar en op het einde van het jaar wordt een correctie van 20% (2017) die niet aftrekbaar is gemaakt.
  2. Alle (zakelijke) kosten zijn aftrekbaar en op het einde van het jaar wordt een vast bedrag van € 4.500,- bij de winst opgeteld.

Voorbeeld aftrekbeperking bepalen

Een onderneming heeft op jaarbasis € 7.500 kosten in verband met eten en drinken (gemakshalve wordt ervan uitgegaan dat er geen overige beperkt aftrekbare kosten zijn). Optie 1 geeft een correctie van € 1.500 (20%). Optie 2 geeft een vaste correctie van € 4.500. Uiteraard kiest de ondernemer voor optie 1.

Tip. Als de (zakelijke) kosten voor eten drinken per jaar meer bedragen dan € 22.500, dan is het voordeliger om een vaste aftrekbeperking van € 4.500 bij de winst op te tellen.

En als ik een BV heb?

Als u een BV heeft dat zijn bovenstaande zakelijke kosten óók aftrekbaar van de winst. Maar het hoe en wat hangt af van de toepassing van de werkkostenregeling. Lees meer over deze werkkostenregeling op de website van BAA of informeer bij uw BAA-contactpersoon.

Terugvragen van de btw

Om te bepalen of u over de zakelijke uitgaven aan eten en drinken btw kunt terugvragen is het van belang voor WIE de uitgaven zijn gedaan en WAAR gegeten en/of gedronken is.

Eten en drinken voor eigen gebruik

De kosten voor eten en drinken die u voor uzelf (privé) maakt zijn niet aftrekbaar. Denk bijvoorbeeld het brood en de kaas die u voor thuis koopt en als u dan een boterham mee naar het werk neemt. De btw is dan ook niet aftrekbaar.

Tip. Koopt u in de pauze een belegd broodje bij de bakker en u eet dit op uw werk op, dan is de btw wél aftrekbaar. En dat geldt ook als u voor de zaak onderweg bent en iets te eten en/of te drinken voor onderweg koopt bij een snackbar of tankstation.

Eten en drinken in horecagelegenheid

Als in een horecagelegenheid wordt gegeten/gedronken door u als de ondernemer, door het personeel of door een zakenrelatie, dan is de betaalde btw niet aftrekbaar. Hiervan is sprake als het eten en drinken ter plaatse wordt gebruikt in een hotel, pension, café, restaurant of aanverwant bedrijf, door personen die daar voor korte periode verblijven.

Eten en drinken voor personeel op de zaak

Als het eten en drinken door een cateraar wordt verzorgd bij een gelegenheid voor het personeel (kerstdiner/jubileumfeest/e.d.) in een ruimte die daarvoor speciaal is ingericht, dan is de btw niet aftrekbaar (bijvoorbeeld een partytent of een afgehuurde ruimte).

Opgelet. Als u een eigen kantine heeft dan is de btw onder bepaalde voorwaarden wél aftrekbaar.

Eten en drinken in de eigen kantine

Personeel niet bevoordeeld. Heeft u een eigen kantine dan is de btw wél aftrekbaar, mits het personeel niet bevoordeeld wordt. Oftewel: de vergoeding die het personeel voor het eten en drinken betaalt moet zodanig zijn dat er geen sprake is van bevoordeling. Om dit te beoordelen kunt u gebruikmaken van onderstaande tabel:

  • Aanschafkosten eten en drinken (exclusief btw)
A
  • Opslagpercentage 25%
    Tel 25% op bij de aanschafkosten
B
  • A + B samen
C
  • Werkelijke omzet kantine (inclusief btw)
D
  • Verschil C – D (positief of negatief)
E
  • Bevoordeling per werknemer
    Als E positief is, deel dan de uitkomst van E door het aantal werknemers dat gebruik kan maken van de kantine
F

De btw-correctie. De uitkomst bij F is de bevoordeling per werknemer.

  • Als F negatief of 0 is, dan is de btw volledig aftrekbaar.
  • Als F < € 227 en er geen andere kosten voor personeelsvoorzieningen zijn, dan is de btw volledig aftrekbaar.
  • Als F > € 227 dan moet de betaalde btw gecorrigeerd worden. De uitkomst bij F moet voor zover het om 6% goederen gaat (eten en drinken, niet zijnde alcoholische dranken) met 6% worden gecorrigeerd.

Rekenvoorbeeld. De inkoopkosten eten en drinken van de kantine bedragen in het betreffende jaar € 3.500 (excl. BTW). Uw omzet van de kantine is € 1.125 (incl. btw). U heeft 10 werknemers in dienst die gebruikmaken van de kantine.

  • Aanschafkosten eten en drinken (excl. btw)
€ 3.500 A
  • Opslagpercentage 25%
€ 875 B
  • A + B samen
€ 4.375 C
  • Werkelijke omzet kantine (inclusief btw)
€ 1.125 D
  • Verschil C – D (€ 4.375 – € 1.125)
€ 3.250 E
  • Bevoordeling per werknemer
    E = positief, dus € 3.250 : 10
€ 325 F
De uitkomst bij F is > € 227 dus dient de btw gecorrigeerd te worden. Deze correctie bedraagt € 195 (€ 325 x 6% x 10 werknemers).

Tip: als de btw niet aftrekbaar is

Als de btw (gedeeltelijk) niet aftrekbaar is en het zijn zakelijke kosten, dan kunt u de afgedragen btw wél als kosten in mindering brengen op de winst.

BAA ADVIES. Zakelijke kosten voor eten en drinken zijn aftrekbaar van de winst. Maak voor uzelf en uw adviseur deze zakelijkheid inzichtelijk, door op de bon te noteren om welk project, welke klant en het waarom het betreft. Of de btw aftrekbaar is hangt af van voor de uitgaven zijn gedaan en waar het eten/drinken genuttigd is. Afgedragen btw is dan wel weer als kosten aftrekbaar.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/aftrekbaarheid-eten-drinken.jpg 212 300 Pieter van Lieshout https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Pieter van Lieshout2017-09-01 18:07:432021-12-07 18:11:27Wanneer zijn kosten voor eten en drinken aftrekbaar?

Voorkom vóór 1 mei dat u een hoge belastingrente moet betalen

5 april 2017/in Artikelen /door Jac Vossen

Terwijl hypotheek- en spaarrentes alsmaar dalen, blijft de rente die u moet betalen als u de belastingaanslag te laat voldoet onveranderd hoog. Deze belastingrente is zogenaamd een vergoeding voor gemiste rente, maar vergeleken met gemiste spaarrente gaat deze bewering niet op.

Hoe hoog is de belastingrente?

Betaalt u een aanslag niet op tijd, dan rekent de Belastingdienst momenteel een rente van:

  1. 8% voor de vennootschapsbelasting; en
  2. 4% voor de inkomstenbelasting

Wanneer en over welke periode wordt belastingrente berekend?

De hoofdregel is dat belastingrente wordt berekend als na 30 juni na afloop van het belastingjaar een aanslag wordt opgelegd.

De belastingrente wordt berekend over de periode vanaf 1 juli en eindigt 6 weken na de datum die vermeld staat op de aanslag. Als er sprake is van een navorderingsaanslag, loopt de renteperiode van 1 juli tot 1 maand na de datum die vermeld staat op de navorderingsaanslag.

Uitzonderingen inkomstenbelasting

Er gelden twee uitzonderingen:

  1. Als u vóór 1 mei de aangifte heeft ingediend én de aanslag wordt ook conform de aangifte opgelegd.
  2. Als u ná 1 mei de aangifte heeft ingediend: Als de periode tussen het indienen van de aangifte en het opleggen van de aanslag langer is dan 3 maanden en de aanslag wordt opgelegd conform de aangifte, dan wordt de renteperiode beperkt tot maximaal 19 weken na ontvangst van de aangifte (dat zijn drie maanden + 6 weken).

Enkele voorbeelden IB-aangifte 2016

Aangiftedatum Datum aanslag Aanslag conform aangifte Belastingrente
15 april 2017 25 september 2017 Ja Nee
28 april 2017 16 augustus 2017 Nee Ja, over 1 juli tot en met 6 weken na 16 augustus 2017
12 mei 2017 12 oktober 2017 Ja Ja, 1 juli tot en met 13 september 2017 (max 19 weken)
11 juli 2017 11 januari 2018 Nee Ja, over 1 juli tot 6 weken na 11 januari 2018

Uitzonderingen vennootschapsbelasting

Voor de vennootschapsbelasting gelden er vier uitzonderingen waarbij geen of minder belastingrente verschuldigd is.

  1. Als u vóór 1 april de aangifte heeft ingediend én de aanslag wordt ook conform de aangifte opgelegd, bent u géén belastingrente verschuldigd.
  2. Als u ná 1 april de aangifte heeft ingediend en de aanslag is conform de aangifte maar wordt pas 3 maanden na het indienen van de aangifte opgelegd, dan wordt de belastingrente berekend over maximaal een periode van 19 weken.
  3. Als u vóór 1 mei om een voorlopige aanslag vraagt, dan wordt er over het bedrag van de voorlopige aanslag géén belastingrente berekend.
  4. Als u ná 1 juli om een voorlopige aanslag vraagt, dan wordt de belastingrente beperkt tot een periode van maximaal 14 weken na ontvangst van het verzoek tot het opleggen van de voorlopige aanslag door de Belastingdienst.

Vergoedt de Belastingdienst ook belastingrente bij teruggaven?

Zoals u ziet, moet er al vrij snel belastingrente worden betaald, maar betaalt de Belastingdienst ook belastingrente als u recht op teruggave heeft? Deze situaties zijn zeer beperkt. De Belastingdienst vergoedt alleen belastingrente als aan de navolgende drie voorwaarden is voldaan.

  1. De aanslag (teruggave) is opgelegd conform de ingediende aangifte.
  2. De belastingdienst heeft er langer dan 3 maanden na ontvangst van de aangifte over gedaan om een aanslag (teruggave) op te leggen.
  3. De aanslag (teruggave) is opgelegd ná 1 juli van het jaar waarover de belasting wordt terugontvangen.

Een voorbeeld

U heeft de aangifte 2016 ingediend op 4 april 2017. De aanslag 2016 wordt conform uw aangifte opgelegd op 4 augustus 2017. Het opleggen van de aanslag heeft dus 4 maanden in plaats van 3 maanden geduurd. De belastingrente wordt vergoed over een periode van 1 maand + 6 weken. De belastingrente wordt vergoed over het terug te ontvangen bedrag.

Voorkom hoge belastingrente en verzoek om (aanpassing) voorlopige aanslagen

Door het tijdig aanvragen van een voorlopige aanslag, die naar verwachting redelijk overeenkomt met de uiteindelijke te betalen belasting, kan hoge belastingrente worden voorkomen.

Vóór 1 mei! Tijdig betekent dat u vóór 1 mei 2017 een voorlopige aanslag voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting moet hebben aangevraagd. In dat geval zal de belastingdienst géén belastingrente in rekening brengen over het te betalen bedrag.

Te lage voorlopige aanslag? Is er al een te lage voorlopige aanslag 2016 opgelegd? Ook dan is het noodzakelijk om vóór 1 mei om een herziene voorlopige aanslag 2016 te verzoeken. Anders staat u een belastingrente te wachten. Is echter de voorlopige aanslag over het jaar 2017 te laag vastgesteld, dan is het vanuit liquiditeitsoogpunt verstandig om pas begin 2018 om aanpassing te verzoeken.

BAA ADVIES. Voorkom ‘woekerrentes’ voor te laat betaalde belasting en verzoek vóór 1 mei om een (aanpassing) voorlopige aanslag voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Is de voorlopige aanslag 2016 of 2017 te hoog vastgesteld? Onderneem dan ook actie, want u kunt dat geld beter in uw bedrijf steken dan renteloos bij de Belastingdienst laten staan. Uw BAA-adviseur helpt u graag verder.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/belastingrente.jpg 200 300 Jac Vossen https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jac Vossen2017-04-05 18:25:382021-12-08 18:28:10Voorkom vóór 1 mei dat u een hoge belastingrente moet betalen

15 tips voor een correcte aangifte Inkomstenbelasting 2016

28 februari 2017/in Artikelen /door Jasper Werts

De tijd voor de aangifte Inkomstenbelasting 2016 staat weer voor de deur. Wij kunnen het voor u misschien niet leuker maken, maar met deze tips maken we het u in ieder geval wél makkelijker. 15 tips om zonder gedoe een correcte aangifte in te dienen.

De aangifte

Tip 1. Doe aangifte vóór 1 april 2017. U heeft tot 1 mei 2017 de tijd om uw aangifte (zonder uitstel) in te dienen. Het is echter om twee redenen slim om dit toch vóór 1 april te doen.

  1. 4% rente voorkomen. Als u belasting moet betalen en u dient de aangifte op of na 1 april 2017 in, dan wordt er mogelijk belastingrente à 4% berekend.
  2. Bericht vóór 1 juli. Als u vóór 1 april uw aangifte indient, krijgt u gegarandeerd vóór 1 juli 2017 bericht van de Belastingdienst.

Tip 2. Check de vooraf ingevulde gegevens. Als u inlogt op de site van de Belastingdienst om uw aangifte in te vullen, kunt u kiezen voor de vooraf ingevulde aangifte Inkomstenbelasting. Het is raadzaam om deze vooraf ingevulde gegevens te controleren aan de hand van uw eigen overzichten. Mochten er foutieve gegevens vooraf ingevuld zijn, dan is het úw verantwoordelijkheid om dit te constateren en aan te passen.

Tip. 3. Schuiven met inkomensbestandsdelen. De aanslaggrens voor 2016 is € 45 per belastingplichtige. Op het moment dat de verschuldigde belasting voor 2016 minder of gelijk is aan € 45, dan legt de Belastingdienst geen aanslag op. Dit kan voor fiscaal partners aantrekkelijk zijn door onderling te schuiven met inkomensbestanddelen (eigen woning, box 3 vermogen, enz.).

Tip 4. Profiteren van vrijstelling box 3. Indien u slechts een gedeelte van het jaar fiscaal partner bent, dan kunt u er voor kiezen om het gehele jaar als fiscaal partner te worden aangemerkt. Dit kan aantrekkelijk zijn als één van de fiscaal partners een aanzienlijk vermogen heeft. Dan kan gebruik worden gemaakt van beide vrijstellingen in box 3 à € 24.437; samen dus € 48.874.

De eigen woning

Tip 5. Correcte hypotheekrenteaftrek. De door u in 2016 betaalde hypotheekrente is aftrekbaar van uw inkomen. De wetgever heeft dit voor de hogere inkomens beperkt. Dit betekent dat de hypotheekrenteaftrek die u in mindering brengt op het inkomen belast tegen 52% in de 4e schijf (inkomen hoger dan € 66.422) wordt verminderd met 1,5%. Effectief betekent dit, dat in de 4e schijf slechts 50,5% aftrekbaar is van uw inkomen.

Tip 6. Opgaaf lening eigen woning. U kunt een lening voor de eigen woning afsluiten bij uw eigen familie, uw eigen B.V. en bij een buitenlandse bank. Tot en met 2015 moest u dit bij de Belastingdienst melden aan de hand van het formulier “Opgaaf lening eigen woning”. Vanaf 2016 kunt u de gegevens doorgeven via de aangifte Inkomstenbelasting.

Box 3 vermogen

Tip 7. Voor de aangifte 2016 wordt voor het laatst rekening gehouden met een forfaitair rendement van 4% op uw vermogen. Daar is dus niets aan gewijzigd. Pas vanaf 2017 komen er drie verschillende vermogensschijven in de plaats. Het tarief voor 2016 en 2017 blijft 30% over het forfaitair rendement.

Tip 8. Heffingsvrije vermogen gewijzigd. Het heffingsvrij vermogen is van € 21.330 (in 2015) verhoogd tot € 24.437 (in 2016). Daarnaast is vanaf 2016 het heffingsvrij vermogen van ouderen (AOW-gerechtigden) vervallen; zij kunnen dus vanaf 2016 géén gebruik meer maken van de extra leeftijd gerelateerde vermogensvrijstelling van maximaal € 28.236. Dit betekent dat u ongeacht uw leeftijd evenveel belasting betaalt over uw vermogen.

Tip 9. Leegwaarderatio voor verhuurde woning. Voor verhuurde woningen hoeft u wellicht niet de volledige WOZ-waarde aan te geven in de aangifte. U kunt hiervoor de zogenaamde leegwaarderatio berekenen o.b.v. de WOZ-waarde en de huurprijs. Dit percentage van de WOZ-waarde kunt u aangeven in de aangifte waardoor uw grondslag wordt verlaagd.

Tip 10. Schenken op papier. Een schenking op papier dient door de schenker te worden meegenomen als schuld en door de verkrijger als bezitting.

Tip 11. Langstlevende vordering niet meer in box 3. De vordering (onderbedeling) op de langstlevende als gevolg van een erfenis is volledig gedefiscaliseerd. Dit betekent dat de vordering alsmede de schuld niet in box 3 hoeft te worden meegenomen.

Tip 12. Kinderalimentatie als schuld. In 2016 bestaat de laatste mogelijkheid om de contante waarde van de kinderalimentatie als schuld op te nemen in box 3. Dit betreft de waarde van het totaal van de toekomstige betalingen van kinderalimentatie. Vanaf 1 januari 2017 verandert de wetgeving waardoor dit niet meer mogelijk is.

De studiekosten

Tip 13. Studiekosten en studiefinanciering? Voor 2016 geldt de Wet studievoorschot hoger onderwijs. Dit betekent dat als u in 2016 een studie volgde en hiervoor een studiefinanciering ontving, de in 2016 gemaakte studiekosten niet aftrekbaar zijn. Als er geen studiefinanciering wordt ontvangen, dan zijn de studiekosten onder bepaalde voorwaarden nog steeds aftrekbaar.

Toeslagen

Tip 14. Check de toeslagen. Bij het indienen van uw aangifte Inkomstenbelasting is het belangrijk om de toeslagen ook in de gaten te houden. Zo moet u de zorg- en huurtoeslag uiterlijk 1 september 2017 aanvragen bij de Belastingdienst/toeslagen. Ontving u in 2016 al zorgtoeslag, dan hoeft u dit niet nog een keer aan te vragen.

Tip 15. Vraag tijdig kinderopvangtoeslag aan. De kinderopvangtoeslag dient u aan te vragen uiterlijk drie maanden na de maand waarin het kind voor het eerst naar de kinderopvang gaat. Vraagt u dit aan na drie maanden, dan loopt u een deel van de toeslag mis.

BAA ADVIES. Met deze 15 tips wordt het doen van de aangifte Inkomstenbelasting al wat makkelijker. Heeft u hulp nodig of heeft u vragen om een een optimaal fiscaal resultaat met uw aangifte Inkomstenbelasting te bereiken, dan zijn we bereid om u van advies te voorzien en te assisteren bij het opstellen en indienen van uw aangifte.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/belastingtips.jpg 220 300 Jasper Werts https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jasper Werts2017-02-28 18:41:242021-12-08 18:43:3315 tips voor een correcte aangifte Inkomstenbelasting 2016

Tweede huis verhuren? Betaal niet teveel inkomstenbelasting!

15 januari 2016/in Artikelen /door Jasper Werts

Verhuurt u een woning, een tweede huis en geeft u dit vermogen aan in de aangifte Inkomstenbelasting? Dan betaalt u misschien te veel belasting! Onder bepaalde voorwaarden kunt u namelijk voor een verhuurde woning een lagere waarde aangeven en zo belasting besparen. In dit artikel leest u wanneer een lagere waarde van toepassing is en aan welke voorwaarden u moet voldoen.

Box 1 en 3; hoe zit het alweer?

Box 1… In Nederland wordt het hebben van vermogen in de Inkomstenbelasting belast. De eigen woning wordt belast in box 1 en de betaalde hypotheekrente is (deels) aftrekbaar van het overige box 1 inkomen. Het overige vermogen en de schulden worden meegenomen in box 3 van de Inkomstenbelasting.

… box 3. Denk hierbij aan spaargeld op de bankrekening, de aandelenportefeuille, andere onroerende zaken dan de eigen woning en schulden voor de aanschaf van deze onroerende zaken. Over het saldo per 1 januari van het betreffende belastingjaar wordt het vermogen bepaald en een rendement berekend van 4%. Over dit rendement wordt 30% Inkomstenbelasting betaald (in totaal 1,2% over het vermogen minus vrijstellingen).

Tweede huis, vakantiewoning, enz.

Bij onroerend goed kunt u denken aan de 2e woning, de voormalige eigen woning (bijv. omdat u bent gaan huren), een stuk grond of de vakantiewoning. De bezittingen worden vanaf 2010 in box 3 gewaardeerd voor de WOZ waarde met waardepeildatum 1 januari van het jaar vóór het betreffende aangiftejaar.

Buitenland? Betreft het een onroerende zaak waarvoor geen WOZ waarde is afgegeven of onroerende zaak gelegen in het buitenland? Dan kunt u de waarde in het economisch verkeer aangeven in de aangifte.

Als u een tweede woning verhuurd

Voor woningen die geheel of gedeeltelijk worden verhuurd, geeft u in principe de geldende WOZ-waarde aan. Op het moment dat de huurder recht heeft op huurbescherming, dan geldt mogelijk een andere, lagere waardering van de woning! Die kunt u bepalen aan de hand van de leegwaarderatio.

De officiële wettekst over het huren en verhuren van een woning kunt u nalezen in het Burgerlijk Wetboek.

Bereken de lagere waardering met de leegwaarderatio

De zogenoemde jaarhuur bepaalt wat de leegwaarderatio is. Om de jaarhuur te bepalen is de maandelijkse “kale huur” nodig. Dit is de huur voor de woning exclusief huur voor de stoffering en meubels, gas, water en licht. Als u zo de jaarhuur heeft bepaald, dan kunt u in een tabel van de Belastingdienst de leegwaarderatio afleiden. Die vermenigvuldigt u dan met de WOZ-waarde.

Tabel leegwaarderatio (2014 en 2015)
% jaarhuur tov WOZwaarde is
meer dan niet meer dan Leegwaarderatio
0 1,0 45%
1,0 2,0 51%
2,0 3,0 56%
3,0 4,0 62%
4,0 5,0 67%
5,0 6,0 73%
6,0 7,0 78%
7,0 – 85%

Voorbeeld lagere waardering huurwoning

U verhuurt een woning (WOZ € 250.000) voor € 800 per maand. Dat is inclusief € 150 voor het gas, water en licht. De kale huur is € 650 per maand. De jaarhuur is dan 12 x € 650 = € 7.800. Het percentage ten opzichte van de WOZ is nu leidend: € 7.800 / € 250.000 = 3,12%.

Uit de tabel van de Belastingdienst kunt u nu de leegwaarderatio bepalen. In dit voorbeeld is dit 62%. De waarde voor de verhuurde woning is 62% x € 250.000 = € 155.000. Dit betekent voor het box 3 vermogen een vermindering van € 95.000. Hierdoor bespaart u € 95.000 x 1,2% = € 1.140.

Voorbeeld samengevat

• WOZ-waarde € 250.000
• Huur € 800 per maand
• Kale huur € 650 per maand
  X 12 € 7.800 per jaar
• Verhouding jaarhuur versus WOZ-waarde 3,12%
• Leegwaarderatio (tabel) 62%
• Waarde verhuurde woning € 155.000
• Belastingbesparing € 1.140

Bijzondere situaties leegwaarderatio

Er zijn ook enkele bijzondere situaties bij de verhuur van 2e woningen in combinatie met de leegwaarderatio. Er is mogelijk sprake van een onzakelijke huur, omdat een hogere of lagere huur wordt betaald. Dit komt met name voor in familiesituaties. Het vaste percentage is dan 62% van de WOZ waarde voor de waardering van de woning.

BAA ADVIES. Verhuurt u een woning en heeft de huurder recht op huurdersbescherming? Grote kans dat u de leegwaarderatio mag toepassen bij het bepalen van de woningwaarde. En dat kan u een aardige belastingbesparing opleveren.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/leegwaarderatio.jpg 222 300 Jasper Werts https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jasper Werts2016-01-15 15:19:512021-12-14 19:24:31Tweede huis verhuren? Betaal niet teveel inkomstenbelasting!

Categorieën

  • Vacatures (4)
  • Artikelen (282)

Laatste nieuws

  • Lof der zotheid: het energiedebat in de Tweede Kamer31 januari 2023 - 14:17
  • Administratieve topperAdministratief toptalent16 januari 2023 - 09:16
  • Het DGA-loon vanaf 1 januari 20236 januari 2023 - 09:55
  • Pensioen voor zzp’ers/ondernemers in de nieuwe pensioenwet6 januari 2023 - 09:21
  • DGA arbeidsongeschikt in 2023: wat nu?6 januari 2023 - 09:15
  • Veiligstellen jubelton voor 2023 en 20245 december 2022 - 12:36
  • Een vakantieauto van de zaak: geen, enkele of dubbele bijtelling?5 december 2022 - 11:40
  • Werknemers met werkstress en burn-out: antwoord op de meest gestelde vragen5 december 2022 - 11:35
  • Maak vóór 31 december ambtshalve bezwaar tegen box 3-heffing3 november 2022 - 08:33
  • Schenken woning: let op de vernieuwde waarderingsregels3 november 2022 - 08:22

Wat mogen we voor u ontcijferen?

Heeft u een concrete vraag of wilt u gewoon eens met ons kennismaken?
Wij kijken uit naar uw mailtje of telefoontje!

In onze nieuwsbrief delen onze professionals kennis en inzicht. Zo blijven onze klanten voorlopen op de feiten.

0493 - 69 52 98 info@baa.nl
Inschrijven nieuwsbrief
lid van Noab

Postbus 122
5720 AC Asten
Julianastraat 2
5721 GL Asten

Algemene voorwaarden | Privacy statement & cookies | Disclaimer

Scroll naar bovenzijde