• Contact
  • Direct contact
    Stel uw vraag
BAA
  • Diensten
    • Financiële administratie
    • Salarisadministratie
    • Jaarrekening, controles en rapportage
    • HRM
    • Ondernemingsadvies
    • Fiscaal advies
  • Over BAA
    • Medewerkers
    • Werken bij BAA
    • Sponsoring
  • Kennis
    • Artikelen
    • Inschrijven nieuwsbrief
  • Menu Menu
U bevindt zich hier: Home1 / overlijden

Berichten

Schenken vlak voor overlijden? Voorkom een te hoge belastingheffing!

5 november 2021/in Artikelen /door Jasper Werts

Vlak voor het overlijden kan de wens ontstaan om nog snel een of enkele schenkingen te doen. Met een warme hand belastingvrij schenken, dus. De Belastingdienst steekt daar dan echter een fiscaal stokje voor.

Wanneer speelt dit?

Er is niemand die graag belasting betaalt en erf- en schenkbelasting is misschien wel het meest ongewenst. Een goede (estate) planning kan ervoor zorgen dat er zo min mogelijk belasting over vermogen betaald hoeft te worden. Maar een overlijden kan onverwachts roet in het eten gooien. De wetgever heeft namelijk de 180-dagenregeling in de wet opgenomen om dan toch nog een graantje mee te pikken. Dit kan zelfs een dubbele belastingheffing te gevolg hebben!

De 180-dagenregeling

Soms wil men vlak voor een naderend overlijden nog snel wat vermogen schenken aan de kinderen om zo de nalatenschap en dus de verschuldigde erfbelasting te verlagen. Dit was een veel voorkomende situatie en de wetgever heeft daarom als reparatie van de successiewet indertijd de 180-dagenregeling ingevoerd.

Er bestaat bij deze regeling géén mogelijkheid om tegenbewijs te leveren om aan te tonen dat de schenking is gedaan om andere redenen dan belastingbesparing. De schenking binnen deze 180 dagen moet dan bij de nalatenschap worden betrokken en wordt dus met erfbelasting belast.

Uitzondering 180-dagenregeling

Een uitzondering op de toepassing van de 180-dagenregeling is een schenking met een verhoogde vrijstelling. Dit zijn:

  • de eenmalig verhoogde vrijstelling: vrij te besteden bedrag aan kind tussen 18-40 jaar (€ 26.881 in 2021);
  • een dure studie: schenking aan een kind tussen 18-40 jaar (€ 55.996 in 2021);
  • de eigen woning: schenking aan iemand tussen 18 en 40 jaar (€ 105.302 in 2021).

Let op een dubbele belastingheffing

Schenkbelasting én erfbelasting. Over de schenking is schenkbelasting verschuldigd als het bedrag boven de vrijstelling uitkomt. Doordat de schenking binnen 180 voor het overlijden is gedaan, moet de schenking bovendien worden opgeteld bij hetgeen uit de erfenis wordt verkregen. Er is over de schenking dus alsnog erfbelasting verschuldigd. Dit betekent dat er over de schenking mogelijk een dubbele heffing plaatsvindt!

Dit is onwenselijk en daarom heeft de wetgever besloten dat de eerder betaalde schenkbelasting mag worden verrekend. Er zijn door de Hoge Raad echter wel regels opgesteld hoe dit mag worden verrekend.

Verrekenen schenk- en erfbelasting

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de eerder betaalde schenkbelasting evenredig moet worden verrekend met de te betalen erfbelasting. Dit betekent dat het laagste bedrag van de onderstaande twee rekenmethodes mag worden verrekend met de erfbelasting.

Methode 1. Het evenredig toegerekende bedrag aan schenkbelasting verschuldigd over de fictieve verkrijging.

Methode 2. Het evenredig toegerekende bedrag aan erfbelasting verschuldigd over de fictieve verkrijging.

Voorbeeld
Vader schenkt aan dochter op 1 juni 2021 een bedrag van € 80.000. Hierover is de dochter in totaal € 7.339 schenkbelasting verschuldigd (€ 80.000 -/- vrijstelling € 6.604 = € 73.396 x 10%).

Dan overlijdt vader op 1 september 2021 en de nalatenschap bedraagt € 25.000. Het overlijden is binnen 180 dagen na de schenking en dus moet de schenking als fictieve verkrijging bij de nalatenschap worden betrokken. De totale erfrechtelijke verkrijging van dochter is dus € 105.000. Hierover is de dochter € 8.371 erfbelasting verschuldigd (€ 105.000 -/- vrijstelling € 21.281 = € 83.719 x 10%). De schenkbelasting over de fictieve verkrijging (€ 80.000) is nu op basis van bovenstaande regels te verrekenen.

1. Schenkbelasting betrekking op schenking € 80.000 / € 80.000 x € 7.339 = € 7.339.
2. Erfbelasting betrekking op bijgetelde schenking € 80.000 / € 105.000 x € 8.371 = € 6.377.

Conclusie. Er mag dus € 6.377 schenkbelasting verrekend worden met de erfbelasting en er resteert dus een aanslag erfbelasting van € 1.994.

Nadelige gevolgen van deze verrekening

Doordat de vrijstelling voor de schenkbelasting lager is dan de vrijstelling voor de erfbelasting (€ 6.604 versus € 21.281) kan niet het volledige bedrag aan schenkbelasting worden verrekend. Per saldo wordt er dus meer belasting (schenk- en erfbelasting samen) betaald dan wanneer er niets was geschonken (alleen erfbelasting over geheel). Het is in bepaalde gevallen beter om met een overlijden in zicht niet te schenken.

Overlijden ouder en gezamenlijke schenking

Als beide ouders een bedrag schenken aan een kind en één van de ouders komt te overlijden binnen 180 dagen, dan is bovenstaande berekening ook van toepassing. Er hoeft dan echter slechts de helft van de schenking in aanmerking genomen als fictieve verkrijging. Ook de verrekening van de schenkbelasting wordt dus voor de helft meegenomen.

BAA ADVIES. Wilt u nog een schenking doen op uw oude dag of bij een naderend overlijden? Bedenk dan goed dat de 180-dagenregeling een grote fiscale impact kan hebben op de te betalen schenk- en erfbelasting. Door goed de gevolgen in kaart te brengen, kan een te hoge belastingheffing worden voorkomen.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/11/schenken-voor-overlijden.jpg 200 300 Jasper Werts https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jasper Werts2021-11-05 20:29:152022-04-12 12:30:38Schenken vlak voor overlijden? Voorkom een te hoge belastingheffing!

Schenken vlak voor overlijden? Voorkom een te hoge belastingheffing!

5 november 2021/in Artikelen /door Jasper Werts

Vlak voor het overlijden kan de wens ontstaan om nog snel een of enkele schenkingen te doen. Met een warme hand belastingvrij schenken, dus. De Belastingdienst steekt daar dan echter een fiscaal stokje voor.

Wanneer speelt dit?

Er is niemand die graag belasting betaalt en erf- en schenkbelasting is misschien wel het meest ongewenst. Een goede (estate) planning kan ervoor zorgen dat er zo min mogelijk belasting over vermogen betaald hoeft te worden. Maar een overlijden kan onverwachts roet in het eten gooien. De wetgever heeft namelijk de 180-dagenregeling in de wet opgenomen om dan toch nog een graantje mee te pikken. Dit kan zelfs een dubbele belastingheffing te gevolg hebben!

De 180-dagenregeling

Soms wil men vlak voor een naderend overlijden nog snel wat vermogen schenken aan de kinderen om zo de nalatenschap en dus de verschuldigde erfbelasting te verlagen. Dit was een veel voorkomende situatie en de wetgever heeft daarom als reparatie van de successiewet indertijd de 180-dagenregeling ingevoerd.

Er bestaat bij deze regeling géén mogelijkheid om tegenbewijs te leveren om aan te tonen dat de schenking is gedaan om andere redenen dan belastingbesparing. De schenking binnen deze 180 dagen moet dan bij de nalatenschap worden betrokken en wordt dus met erfbelasting belast.

Uitzondering 180-dagenregeling

Een uitzondering op de toepassing van de 180-dagenregeling is een schenking met een verhoogde vrijstelling. Dit zijn:

  • de eenmalig verhoogde vrijstelling: vrij te besteden bedrag aan kind tussen 18-40 jaar (€ 26.881 in 2021);
  • een dure studie: schenking aan een kind tussen 18-40 jaar (€ 55.996 in 2021);
  • de eigen woning: schenking aan iemand tussen 18 en 40 jaar (€ 105.302 in 2021).

Let op een dubbele belastingheffing

Schenkbelasting én erfbelasting. Over de schenking is schenkbelasting verschuldigd als het bedrag boven de vrijstelling uitkomt. Doordat de schenking binnen 180 voor het overlijden is gedaan, moet de schenking bovendien worden opgeteld bij hetgeen uit de erfenis wordt verkregen. Er is over de schenking dus alsnog erfbelasting verschuldigd. Dit betekent dat er over de schenking mogelijk een dubbele heffing plaatsvindt!

Dit is onwenselijk en daarom heeft de wetgever besloten dat de eerder betaalde schenkbelasting mag worden verrekend. Er zijn door de Hoge Raad echter wel regels opgesteld hoe dit mag worden verrekend.

Verrekenen schenk- en erfbelasting

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de eerder betaalde schenkbelasting evenredig moet worden verrekend met de te betalen erfbelasting. Dit betekent dat het laagste bedrag van de onderstaande twee rekenmethodes mag worden verrekend met de erfbelasting.

Methode 1. Het evenredig toegerekende bedrag aan schenkbelasting verschuldigd over de fictieve verkrijging.

Methode 2. Het evenredig toegerekende bedrag aan erfbelasting verschuldigd over de fictieve verkrijging.

Voorbeeld
Vader schenkt aan dochter op 1 juni 2021 een bedrag van € 80.000. Hierover is de dochter in totaal € 7.339 schenkbelasting verschuldigd (€ 80.000 -/- vrijstelling € 6.604 = € 73.396 x 10%).

Dan overlijdt vader op 1 september 2021 en de nalatenschap bedraagt € 25.000. Het overlijden is binnen 180 dagen na de schenking en dus moet de schenking als fictieve verkrijging bij de nalatenschap worden betrokken. De totale erfrechtelijke verkrijging van dochter is dus € 105.000. Hierover is de dochter € 8.371 erfbelasting verschuldigd (€ 105.000 -/- vrijstelling € 21.281 = € 83.719 x 10%). De schenkbelasting over de fictieve verkrijging (€ 80.000) is nu op basis van bovenstaande regels te verrekenen.

1. Schenkbelasting betrekking op schenking € 80.000 / € 80.000 x € 7.339 = € 7.339.
2. Erfbelasting betrekking op bijgetelde schenking € 80.000 / € 105.000 x € 8.371 = € 6.377.

Conclusie. Er mag dus € 6.377 schenkbelasting verrekend worden met de erfbelasting en er resteert dus een aanslag erfbelasting van € 1.994.

Nadelige gevolgen van deze verrekening

Doordat de vrijstelling voor de schenkbelasting lager is dan de vrijstelling voor de erfbelasting (€ 6.604 versus € 21.281) kan niet het volledige bedrag aan schenkbelasting worden verrekend. Per saldo wordt er dus meer belasting (schenk- en erfbelasting samen) betaald dan wanneer er niets was geschonken (alleen erfbelasting over geheel). Het is in bepaalde gevallen beter om met een overlijden in zicht niet te schenken.

Overlijden ouder en gezamenlijke schenking

Als beide ouders een bedrag schenken aan een kind en één van de ouders komt te overlijden binnen 180 dagen, dan is bovenstaande berekening ook van toepassing. Er hoeft dan echter slechts de helft van de schenking in aanmerking genomen als fictieve verkrijging. Ook de verrekening van de schenkbelasting wordt dus voor de helft meegenomen.

BAA ADVIES. Wilt u nog een schenking doen op uw oude dag of bij een naderend overlijden? Bedenk dan goed dat de 180-dagenregeling een grote fiscale impact kan hebben op de te betalen schenk- en erfbelasting. Door goed de gevolgen in kaart te brengen, kan een te hoge belastingheffing worden voorkomen.
https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/aanvaarding-erfenis2.jpg 206 300 Jasper Werts https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jasper Werts2021-11-05 07:42:122022-04-12 12:33:06Schenken vlak voor overlijden? Voorkom een te hoge belastingheffing!

Bij overlijden: let op de eventuele toeslagen!

5 maart 2018/in Artikelen /door Jac Vossen

Als iemands partner komt te overlijden en men heeft recht op een inkomensafhankelijke toeslag, dan loopt men het risico dat men deze toeslag moet terugbetalen. Wat speelt?

Voor wie is dit interessant?

Tot 2018 liep iemand bij overlijden van de partner kans om bepaalde toeslagen te moeten terugbetalen. Vanaf 2018 herleeft de 10%-regeling waardoor u mogelijk minder hoeft terug te betalen. Hoe zit dat?

De achtergrondinformatie die u moet kennen

Belastingplichtige en (toeslag)partner. De hoogte van de toeslagen is afhankelijk van het gezamenlijke inkomen van belastingplichtige en zijn (toeslag)partner. De toeslag wordt berekend over het gezamenlijke jaarinkomen. Hierbij wordt er geen rekening mee gehouden of de belastingplichtige nu het gehele jaar of slechts een deel van het jaar een (toeslag)partner heeft.

Tot 1 januari 2012. Dat kan tot vervelende situaties leiden als de langstlevende na een overlijden bijvoorbeeld ten gevolge van het overlijden (nabestaandenpensioen) ineens een veel hoger inkomen gaat genieten. Tot 1 januari 2012 werd met de stijging van dit inkomen géén rekening gehouden als dit méér dan 10% hoger was door het overlijden. Vanwege onbekendheid met de regeling en de complexiteit van de regeling is deze per 1 januari 2012 afgeschaft.

2012 – 2017. Deze afschaffing leidde ertoe dat, als ten gevolge van overlijden van de partner, het inkomen van de langstlevende hoger was dan voor het overlijden, de langstlevende een fors bedrag aan toeslagen moest terugbetalen.

Vanaf 1 januari 2018: herleving van de 10%-regeling

In het jaar 2017 heeft de Raad van State in twee procedures geoordeeld dat het meetellen van deze inkomensstijgingen in strijd is met het discriminatieverbod van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Naar aanleiding hiervan heeft het kabinet voorgesteld hiervoor een structurele voorziening in de wet te zullen gaan opnemen. In het eind 2017 aangenomen Belastingplan 2018 wordt de 10%-regeling van voor 2012 opnieuw ingevoerd.

10%-regeling en overlijden

Bij overlijden. Bij overlijden wordt het toetsingsinkomen voor een aantal toeslagen niet meer herleid naar een gezamenlijk jaarinkomen. Het werkelijk genoten inkomen van de overledene telt mee tot de datum van overlijden. Voor de huurtoeslag telt het inkomen van de overledene wel voor het gehele jaar mee. Na het overlijden van de man krijgt de vrouw bijvoorbeeld een nabestaandenpensioen. Hierdoor stijgt haar inkomen. Dit wordt opgeteld bij het inkomen van de overleden echtgenoot. Hierdoor kan het totaalinkomen veel hoger worden dan het bedrag dat gedurende het jaar daadwerkelijk wordt ontvangen en dat kan weer gevolgen hebben voor het recht op toeslagen.

De 10%-regeling. Als het inkomen van de langstlevende meer dan 10% stijgt door het overlijden van de partner, kan de fiscus het gestegen inkomen buiten beschouwing laten. Ook hier weer een voorbeeld ter verduidelijking.

Een voorbeeld 10%-regeling bij overlijden

Werkelijk inkomen. Cees en Dirkje zijn gehuwd en wonen in een huurwoning waarvoor huurtoeslag wordt ontvangen. Cees heeft een inkomen van € 1.650 per maand. Dirkje heeft een inkomen van € 850 per maand. Cees overlijdt op 1 maart 2018. Hierdoor krijgt Dirkje een nabestaandenpensioen van € 500 per maand. In 2018 wordt aan inkomen daadwerkelijk ontvangen:

(2 x € 1.650) + (12 x € 850) + (10 x € 500) = € 18.500.

Berekenen inkomen voor de huurtoeslag. Voor de berekening van het recht op huurtoeslag wordt echter uitgegaan van een inkomen van:

(12 x € 1.650) + (12 x € 850) + (10 x € 500) = € 35.000.

Gevolg voor Dirkje. Dirkje moet hierdoor de volledige huurtoeslag over 2018 terugbetalen. Het inkomen van haar is echter met meer dan 10% gestegen door het overlijden van Cees. Op basis van de 10% regeling wordt nu de stijging van het inkomen van Dirkje door het overlijden van Cees niet meegenomen. Hierdoor wordt het herziene toetsingsinkomen voor toepassing van de huurtoeslag:

(12 x € 1.650) + (12 x € 850) = € 30.000.

Dit komt overeen met het begin van het jaar vermelde inkomen waardoor geen terugvordering van huurtoeslag meer aan de orde is.

Let op: zelf naar vragen!

Degene die het betreft moet zelf vragen om de 10%-regeling toe te passen. Volgens de Belastingdienst is een belletje naar de belastingtelefoon (0800 – 0543) hiervoor voldoende. Dit verzoek moet uiterlijk binnen 6 weken na dagtekening van de definitieve beschikking over het desbetreffende jaar te worden gedaan.

Bij echtscheiding speelt iets insgelijks

Lees daarvoor het artikel: “Bij echtscheiding: let op de eventuele toeslagen!”

BAA ADVIES. Mocht u zich in één van de bovenstaande situaties herkennen, doe dan tijdig een verzoek op de 10%-regeling. Indien gewenst kan uw contactpersoon bij BAA ook hierbij behulpzaam zijn.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/toeslagen-belastingdienst.jpg 200 300 Jac Vossen https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jac Vossen2018-03-05 13:40:542021-12-05 13:44:01Bij overlijden: let op de eventuele toeslagen!

De oudedagsverplichting bij overlijden

11 januari 2018/in Artikelen /door Jac Vossen

Een pensioen in eigen beheer kan worden omgezet in een oudedagsverplichting (ODV). Er is inmiddels meer duidelijkheid over o.a. de koppeling met het erfrecht. Wat zijn de gevolgen bij overlijden?

Van pensioen in eigen beheer naar een oudedagsverplichting (ODV)

 

Op het moment dat de pensioenvoorziening eigen beheer wordt omgezet in een ODV is er sprake van een langlopende schuld voor de BV. Na het bereiken van de AOW-leeftijd van de DGA moet de BV gedurende een periode van 20 jaar (ieder jaar 1/20 deel) deze ODV uitkeren.

Daarbij is het mogelijk dat er tussen de DGA en zijn partner een zogenaamde compensatie-overeenkomst moet worden ondertekend. Daarin staat o.a. vermeld wie gerechtigd is tot de uitkeringen uit de ODV als de DGA komt te overlijden.

Er was veel onduidelijk

In de praktijk heerste nog veel onduidelijkheid over de rechtskracht van deze compensatieovereenkomst. Ook waren er veel vragen over in hoeverre een koppeling moest bestaan tussen deze overeenkomst en het wettelijk erfrecht of een testament. Daarom heeft de Belastingdienst op 13 oktober 2017 een handreiking opgesteld. In deze handreiking worden een aantal situaties besproken en de gevolgen daarvan aangegeven:

  • Zuivere of onzuivere ODV-aanspraak?
  • Wel of geen testament?
  • Overlijden tijdens de opbouwfase van de ODV.
  • Overlijden tijdens de uitkeringsfase van de ODV

Zuivere of onzuivere ODV-aanspraak?

Zuivere ODV-aanspraak. Als er sprake is van een zuivere ODV-aanspraak komen de termijnen van de ODV, na overlijden toe aan de erfgenamen van de DGA. De voorwaarde is dat deze erfgenamen mensen van vlees en bloed zijn. Een zuivere aanspraak is vrijgesteld van de heffing van erfbelasting, maar leidt bij de langstlevende partner wel tot een vermindering van de partnervrijstelling bij overlijden.

Onzuivere ODV-aanspraak. Als bij het overlijden van de DGA de (resterende) termijnen van de ODV niet toekomen aan de erfgenamen, is er sprake van een onzuivere ODV. Dit leidt tot een loonheffing ineens over de gehele ODV-termijnen, verhoogd met 20% revisierente.

Wel of geen testament?

Geen testament. De uitkeringen uit de ODV dient op basis van evenredigheid aan de erfgenamen toe te komen. Als er geen testament is, geldt de wettelijke verdeling. Dit houdt in dat zowel de langstlevende als de kinderen voor een gelijk deel erfgenaam zijn. De ODV-aanspraak wordt volgens de wet in haar geheel toegedeeld aan de langstlevende partner en deze is derhalve gerechtigde tot de uitkering.

In de handreiking wordt bevestigd dat alle goederen van de nalatenschap inclusief de ODV worden toebedeeld aan de langstlevende. Er blijft daardoor sprake van een zuivere aanspraak. Dit betekent dan tevens dat de waarde van de ODV fiscaal gezien ook niet terugkomt in de vordering die de kinderen op de langstlevende hebben.

Wel een testament. Als er wél sprake is van een testament, ligt de situatie anders. De ODV-aanspraak vererft nu, op basis van evenredigheid (van de erfdelen) naar ieder van de genoemde erfgenamen.

  • Zuivere ODV-aanspraak. Als er géén compensatie-overeenkomst is waarin staat dat alleen de partner recht heeft op de ODV-aanspraak, blijft er sprake van een zuivere ODV-aanspraak.
  • Onzuivere ODV-aanspraak. Stel, er is naast het testament wél een compensatie-overeenkomst. In die regeling is opgenomen dat de ODV-aanspraak overgaat naar de partner, maar in het testament worden naast de partner ook nog andere erfgenamen aangewezen. Dan is er sprake van een onzuivere ODV-aanspraak, met de gevolgen zoals hierboven vermeld.

Een onzuivere aanspraak voorkomen. Wilt u dit niet, dan kunt de langstlevende benoemen tot enig erfgenaam. U moet u wel afvragen of dat op basis van estate planning de beste keuze is. Ook kunt u in het testament een afzonderlijk legaat opnemen. Daarin bepaalt u aan wie de ODV-aanspraak, dus ook de ODV-termijnen, toekomen. De zogenaamde legataris moet echter ook erfgenaam zijn, anders is er nog steeds sprake van een onzuivere aanspraak. Een heel gedoe waarvoor u naar de notaris moet.

Tip. Als er géén compensatie-overeenkomst is, kunt u als DGA aan ieder willekeurig mens via testament de ODV-aanspraak legateren. Mits deze ook erfgenaam is. Dit biedt mogelijkheden voor tax planning (belastingbesparing) nu het niet verplicht is om de ODV aan de langstlevende na te laten.

Overlijden tijdens de opbouwfase van de ODV

Als de DGA overlijdt vóórdat de ODV-uitkeringen zijn ingegaan, dan zal de BV binnen twaalf maanden na het overlijden van de DGA een eerste uitkering aan de erfgenamen moeten doen. De uitkeringsperiode is dan 20 jaar en de leeftijd van de erfgenaam is niet van belang.

Het is echter toegestaan om de ODV binnen een periode van 12 maanden na het overlijden af te storten in een lijfrente. Hiervan kan de uitkering worden uitgesteld en/of een levenslange uitkering worden bedongen. Mogelijk kan de BV vervolgens worden geliquideerd.

Overlijden tijdens de uitkeringsfase van de ODV

Als de DGA overlijdt op het moment dat de uitkeringen al zijn ingegaan, gaat het recht op de resterende termijnen over op de erfgenamen. De BV zal de resterende termijnen aan de erfgenamen moeten betalen. Ook hierbij speelt de leeftijd van de erfgenamen geen rol. Tot 24 november 2017 was het niet mogelijk om een ingegane ODV af te storten. In een goedkeuringsbesluit van de staatssecretaris van 24 november 2017 wordt echter goedgekeurd dat de erfgenamen ook bij een reeds ingegane ODV de mogelijkheid krijgen om de ODV om te zetten in een lijfrente en vervolgens de BV op te heffen.

Conclusie

In de handreiking van de Belastingdienst wordt de vraag beantwoord wat bepalend is voor de toedeling van de ODV. De handreiking kiest duidelijk voor het wettelijk erfrecht, dan wel het testament waarbij aan een erfgenaam van vlees en bloed de ODV middels legaat wordt toegedeeld.

Als er sprake is van een compensatieovereenkomst die in strijd is met het wettelijk erfrecht of met (het legaat in) het testament, dan is er sprake van een onzuivere aanspraak.

BAA ADVIES. Mocht u de pensioenvoorziening eigen beheer hebben omgezet naar een ODV, wees dan extra alert op de formulering in een eventuele compensatieovereenkomst. Laat dan bovendien checken of uw testament leidt tot de gewenste situatie als u komt te overlijden. Uw contactpersoon bij BAA kan u hierbij adviseren en begeleiden.
https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/oudedagsverplichting-overlijden.jpg 200 300 Jac Vossen https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jac Vossen2018-01-11 13:26:222021-12-05 13:30:28De oudedagsverplichting bij overlijden

Categorieën

  • Vacatures (4)
  • Artikelen (285)

Laatste nieuws

  • Meer rust en zekerheid met financiële planning6 februari 2023 - 12:06
  • Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of voor onbepaalde tijd?6 februari 2023 - 08:50
  • Vergeet de (gewijzigde) renseigneringsverplichting niet!6 februari 2023 - 08:45
  • Lof der zotheid: het energiedebat in de Tweede Kamer31 januari 2023 - 14:17
  • Administratieve topperAdministratief toptalent16 januari 2023 - 09:16
  • Het DGA-loon vanaf 1 januari 20236 januari 2023 - 09:55
  • Pensioen voor zzp’ers/ondernemers in de nieuwe pensioenwet6 januari 2023 - 09:21
  • DGA arbeidsongeschikt in 2023: wat nu?6 januari 2023 - 09:15
  • Veiligstellen jubelton voor 2023 en 20245 december 2022 - 12:36
  • Een vakantieauto van de zaak: geen, enkele of dubbele bijtelling?5 december 2022 - 11:40

Wat mogen we voor u ontcijferen?

Heeft u een concrete vraag of wilt u gewoon eens met ons kennismaken?
Wij kijken uit naar uw mailtje of telefoontje!

In onze nieuwsbrief delen onze professionals kennis en inzicht. Zo blijven onze klanten voorlopen op de feiten.

0493 - 69 52 98 info@baa.nl
Inschrijven nieuwsbrief
lid van Noab

Postbus 122
5720 AC Asten
Julianastraat 2
5721 GL Asten

Algemene voorwaarden | Privacy statement & cookies | Disclaimer

Scroll naar bovenzijde