Uw lijfrente komt vrij. Wat nu?
Uw lijfrentekapitaal komt binnenkort vrij. Wat zijn de (on)mogelijkheden en wat zijn de fiscale gevolgen hiervan?
Wat is een lijfrente?
Met een lijfrente zorgt u op een fiscaal voordelige manier voor extra inkomen dat u periodiek krijgt uitbetaald vanaf een bepaald moment. Het mag ook extra inkomen voor een ander zijn, bijvoorbeeld uw partner, uw invalide (klein)kind of derden. U kunt hiervoor een lijfrenteverzekering afsluiten of ervoor sparen via een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht.
Fiscale voorwaarden voor lijfrenten
Er zijn een aantal fiscale voorwaarden waar uw lijfrenteverzekering, geblokkeerde rekening of beleggingsrecht aan moet voldoen om als lijfrente beschouwd te kunnen worden.
- De lijfrente is afgesloten bij een toegelaten verzekeraar, instelling of beheerder (lees eventueel ook art. 3.126 Wet IB 2001). Ook de eigen B.V. valt hieronder.
- De lijfrente geeft u of de begunstigde recht op een periodieke uitkering. Een periodieke uitkering betekent dat:
a. u of de begunstigde minstens 1 keer per jaar een uitkering krijgt;
b. de periodes tussen de uitkeringen even lang zijn;
c. het bedrag van de uitkering altijd even hoog is. - De uitkering van de lijfrente voldoet aan bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn afhankelijk van wanneer de lijfrente is afgesloten en wie de lijfrente uitkeert:
d. een verzekeringsmaatschappij;
e. een bank, een belegginsonderneming of -instelling;
f. nabestaandenuitkering. - U laat de lijfrente-uitkeringen tijdig ingaan of zet de lijfrente tijdig om in een andere lijfrente.
Wat kunt u met het vrijkomende kapitaal doen?
Wat u met het vrijkomende kapitaal kunt doen is afhankelijk van het moment dat u de verzekering heeft afgesloten. Niet alle lijfrenteproducten zijn namelijk hetzelfde. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een oud regime en een nieuw regime. De regels die golden onder het oude regime waren soepeler dan de regels onder het nieuwe regime.
Aan de hand van onderstaand schema kunt u bepalen onder welk regime uw lijfrente valt.
Oud regime | Nieuw regime | |
Bij betaling van premie | Afgesloten voor 16 oktober 1990 | Afgesloten na 16 oktober 1990 |
Bij betaling van koopsom | Afgesloten voor 1 januari 1992 | Afgesloten na 1 januari 1992 |
Lijfrente onder het oude regime hebben meer mogelijkheden dan de lijfrente onder het nieuwe regime. Zie het schema hieronder.
Uitkering ineens | Schenken | Periodiek uitkeren | Later uitkeren | |
Oud regime | ||||
Nieuw regime | ✘ | ✘ |
De lijfrente-uitkering moet uiterlijk ingaan in het vijfde kalenderjaar ná het kalenderjaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt.
Uitkeren of uitstellen?
Als het kapitaal vrijkomt heeft u twee mogelijkheden:
- u laat het kapitaal uitkeren; of
- u stelt de uitkering nog even uit om verder op te bouwen.
De redelijke termijn. Deze keuze moet u tijdig maken (zie fiscale voorwaarde 4 hierboven). De termijn waarbinnen u deze keuze moet maken is de zogenaamde ‘redelijke termijn’. Uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar na het kalenderjaar waarin uw lijfrente afloopt moet u de keuze maken.
Let op. Er geldt een uitzondering voor lijfrenterekeningen omdat deze vaak geen einddatum kennen. In deze gevallen moet u uiterlijk uw keuze hebben gemaakt op 31 december van het kalenderjaar waarin u de leeftijd bereikt die zes jaar hoger is dan uw AOW-leeftijd.
Mogelijkheden oud regime
Levenslange of tijdelijke uitkering. U kunt kiezen voor een levenslange of tijdelijke uitkering die mag starten voor en na uw 65e. De uitkering moet uiterlijk ingaan in het kalenderjaar waarin u 75 jaar wordt. De minimale looptijd moet wel voldoen aan de sterftekans. M.a.w. hoe ouder u bent hoe korter de minimale looptijd. De hoogte van de uitkering kent geen maximum.
Eerder stoppen met werken. U kunt er ook voor kiezen om eerder te stoppen met werken en het vrijgekomen bedrag gebruiken ter overbrugging naar uw AOW of pensioen.
Verder geldt.
- Er gelden geen beperkingen wie u aanmerkt als begunstigde.
- U kunt de lijfrente schenken. Houd wel rekening met eventuele schenkbelasting.
- U kunt ervoor kiezen om het kapitaal in één keer uit te laten keren. Dit kan nadelig zijn omdat u door de uitkering ineens in een hogere belastingschijf kan komen.
Mogelijkheden nieuw regime
Hierbij speelt een rol wie de lijfrente aan u uitkeert (zie fiscale voorwaarde 3 hierboven). Er wordt onderscheid gemaakt tussen een:
- verzekeringsmaatschappij; en
- een bank, een beleggingsonderneming of –instelling.
1. Verzekeringsmaatschappij. U heeft hier de keuze uit een oudedagslijfrente, een tijdelijke oudedagslijfrente, een overbruggingslijfrente of een nabestaandenlijfrente.
- De oudedagslijfrente is een lijfrente-uitkering tot uw overlijden. De uitkeringen mogen niet stoppen voor uw overlijden. De uitkering mag op elk gewenst moment ingaan, maar uiterlijk 5 jaar na het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt.
- Bij een tijdelijke oudedagslijfrente ontvangt u minimaal vijf jaar lang een lijfrente-uitkering die ingaat in het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt of in de vijf jaar daarna. De uitkeringen stoppen op een vastgestelde einddatum, bijvoorbeeld als u 80 jaar wordt. Het jaarlijkse bedrag van de uitkeringen mag in een kalenderjaar niet hoger zijn dan € 21.483 (2018);
- De overbruggingslijfrente is alleen toegestaan voor lijfrentekapitaal die u heeft opgebouwd vóór 2006. De lijfrente-uitkeringen moeten (naar keuze) uiterlijk eindigen in het jaar:
- waarin u 65 jaar wordt;
- waarin u de AOW-leeftijd bereikt;
- waarin een pensioen van u ingaat.
Het jaarlijkse bedrag van de uitkeringen mag niet hoger zijn dan € 63.288.
- Bij een nabestaandelijfrente ontvangen uw nabestaanden direct na uw overlijden een lijfrente-uitkering. Deze uitkeringen eindigen pas als zij overlijden. Er geldt een uitzondering voor kinderen jonger dan 30 jaar.
2. Bank of beleggingsonderneming of –instelling. Heeft u een geblokkeerde rekening bij een bank of beleggingsonderneming? Of een beleggingsrecht bij een beleggingsinstelling? Dan is deze rekening of dit beleggingsrecht alleen een lijfrente als de uitkering aan bepaalde voorwaarden voldoet. Welke voorwaarden dit zijn, is afhankelijk van het soort lijfrente. U kunt kiezen uit de oudedagsuitkering, een tijdelijke oudedagsuitkering die ingaat voordat u de AOW-leeftijd bereikt en een nabestaandenuitkering.
- De oudedagsuitkering gaat om vaste uitkeringen die ingaan uiterlijk 5 jaar na het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt. Deze uitkeringen moeten een looptijd hebben van minimaal 5 jaar en het totale bedrag van de uitkeringen mag niet hoger zijn dan € 21.483 per jaar. Is het totale bedrag van de uitkeringen per jaar hoger dan moeten deze uitkeringen een looptijd hebben van minimaal 20 jaar.
- Bij de tijdelijke oudedagsuitkering gaat het om uitkeringen die u ontvangt voordat u de AOW-leeftijd bereikt. U moet deze uitkeringen minimaal 20 jaar plus het aantal jaren dat de uitkeringen eerder ingaan ontvangen.
- Bij een nabestaandelijfrente ontvangen uw nabestaanden direct na uw overlijden een lijfrente-uitkering. Deze uitkeringen eindigen pas als zij overlijden. Er geldt een uitzondering voor kinderen jonger dan 30 jaar.
BAA ADVIES. Valt uw lijfrente binnenkort vrij? Dan krijgt u te maken met een oerwoud van regels, waardoor u al snel door alle bomen het bos niet meer ziet. Uw adviseur van BAA helpt u graag met het maken van de goede keuzes, rekening houdend met type lijfrenteproduct en de fiscale gevolgen. |