Wijzingen inkomstenbelasting in Voorjaarsnota 2025
Op 18 april 2025 heeft de minister van Financiën de Voorjaarsnota 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. Welke maatregelen binnen de inkomstenbelasting bevat de Voorjaarsnota?
Deze Voorjaarsnota is een compromis, voortgekomen uit een marathonzitting van meer dan één etmaal tussen de vier partijen VVD, BBB, NSC en PVV. Een aantal plannen zijn duidelijk omschreven, een aantal zaken zijn vooruitgeschoven en dat geldt idem dito voor de financiering voor al deze maatregelen. Binnen de inkomstenbelasting bevat de voorjaarsnota drie belangrijke maatregelen.
Inkomstenbelasting maatregel 1: tarieven box 1
Bij de inkomstenbelasting is het gebruikelijk dat de inkomensgrenzen voor de tarieven van box 1, worden geïndexeerd met inflatiecijfers. Dit is de afgelopen jaren altijd zo geweest. Met ingang van 1 januari 2026 zal de inflatie echter nog maar voor 50% worden gecompenseerd in de belastingschijven. Dit moet een bedrag van € 1,3 miljard opleveren. Dit bedrag is nodig om de btw-verhoging van 9 naar 21% op cultuur, media en sport (zoals ook beloofd) niet door te voeren.
Wat betekent dit concreet? De laagste belastingschijf van circa 37% geldt nu tot een box 1 inkomen van € 76.817. Stel, dat de inflatie in 2025 uitkomt op 5%. Normaal zou de laagste belastingschijf dan uitkomen op € 80.658, maar door de beperkte compensatie geldt deze belastingschijf dan tot een inkomen van € 78.737. Een belastingplichtige die in 2026 een inkomen heeft van € 80.500 zou, met volledige compensatie ongeveer € 29.785 belasting betalen. Door de beperkte inflatiecompensatie betaalt deze belastingplichtige nu € 30.000 belasting. Bovendien worden de heffingskortingen lager.
Inkomstenbelasting maatregel 2: rendement en heffingsvrij vermogen box 3
Het box 3-dossier wordt alsmaar complexer en de invoering van heffing op basis van het werkelijke rendement zal nog een tijd duren. Dit uitstel levert volgens het kabinet minder belastinginkomsten op. In het najaar van 2024 werd daarom al gesproken over een extra verhoging van het rendementspercentage op het overig vermogen in box 3. In de voorjaarsnota is dit voorstel nu een maatregel geworden. Zonder deze extra verhoging zou het rendementspercentage uit zijn gekomen op 6%, maar nu wordt het percentage 7,78%. Hiermee is echter nog de volledige dekking niet bereikt, daarom wordt ook het heffingsvrij vermogen verlaagd van € 57.684 naar € 51.396.
Wat betekent dit concreet? Dit kan voor belastingplichtigen behoorlijk wat negatieve gevolgen hebben. Stel iemand heeft het volgende box 3-vermogen:
- Banktegoeden € 90.000
- Verhuurd onroerend goed, WOZ-waarde € 675.000
- Beleggingen € 100.000
De box 3-heffing in 2026 in vergelijking met 2025 ziet er dan als volgt uit:
2025 | Vermogen | Forfaitair rendement | |
Spaartegoeden | € 90.000 | 1,44% | € 1.296 |
Onroerend goed | € 675.000 | 5,88% | € 39.690 |
Beleggingen | € 100.000 | 5,88% | + € 5.880 |
Totaal | € 865.000 | € 46.866 |
Effectief forfaitair rendement = € 46.866 : € 865.000 = 5,41%
Totaal vermogen box 3 | € 865.000 |
Af: Heffingsvrij vermogen | – € 57.684 |
Totaal | € 807.316 |
Forfaitair rendement 5,41% x € 807.316 = € 43.675
Te betalen belasting 36% x € 43.675 = € 15.723
2026 | Vermogen | Forfaitair rendement | |
Spaartegoeden | € 90.000 | 1,44% | € 1.296* |
Onroerend goed | € 675.000 | 7,78% | € 52.515 |
Beleggingen | € 100.000 | 7,78% | + € 7.780 |
Totaal | € 865.000 | € 61.591 |
* % op dit moment nog niet bekend
Effectief forfaitair rendement = € 61.591 : € 865.000 = 7,12%.
Totaal vermogen box 3 | € 865.000 |
Af: Heffingsvrij vermogen | – € 51.396 |
Totaal | € 813.604 |
Forfaitair rendement 7,12% x € 813.604 = € 57.928
Te betalen belasting 36% x € 57.928 = € 20.627
Voor deze belastingplichtige betekent deze belastingverhoging van bijna € 5.000 een lastenverzwaring van maar liefst ongeveer 31%.
Werkelijk versus forfaitair rendement. Medio dit jaar wordt het ‘Formulier Werkelijk Rendement’ verwacht. Als u van mening bent dat het forfaitair rendement hoger is dan het werkelijk rendement, kunt u hiertegen in bezwaar gaan. Daarbij moet u wel rekening houden met het direct en indirect rendement, waardoor het voor vastgoed en aandelen over het algemeen niet zinvol is om bezwaar aan te tekenen.
Inkomstenbelasting maatregel 3: stakingsaftrek en meewerkaftrek
Stakingsaftrek in 2 stappen afgeschaft. De stakingsaftrek van € 3.630 is een bedrag dat in mindering kan worden gebracht op de winst bij staking; hierdoor wordt er iets minder belasting betaald bij een staking van de onderneming. De overheid heeft de regeling laten evalueren en komt tot de conclusie dat deze kan worden afgeschaft. Dit zal in twee stappen geschieden: in 2027 wordt deze verlaagd naar een bedrag van € 908 en per 2030 wordt deze afgeschaft.
Dat geldt ook voor de meerwerkaftrek. Ook de meewerkaftrek is een regeling die door het kabinet is geëvalueerd en hierbij komt men tot dezelfde conclusie: afschaffen. De meewerkaftrek is een regeling waarbij een extra bedrag op de winst in mindering mag worden gebracht als de partner onbetaald in de onderneming meewerkt. Het bedrag is afhankelijk van het aantal uren dat wordt meegewerkt. Bij meer dan 1.750 uren meewerk kan 4% van de winst in mindering gebracht worden op het resultaat van de onderneming. Bij een winst van € 75.000 is dat toch een bedrag van € 3.000. Ook deze aftrek wordt in 2027 met 75% verlaagd; dus bij het meewerken van 1.750 uur of meer kan slechts 1% van de winst in mindering gebracht worden op het resultaat. Bij een winst van € 75.000 is dat in 2026 dus nog maar € 750. Ook deze regeling vervalt per 2030.
BAA ADVIES. De voorjaarsnota zal nu eerst door de Tweede Kamer besproken worden en vervolgens zullen de voorstellen moeten worden omgezet in wetgeving die dan rond Prinsjesdag wordt verwacht. We houden u van het verloop hiervan via onze nieuwsbrief en website op de hoogte. |
