De contouren van het nieuwe box 3-stelsel
Op 8 september 2023 heeft staatssecretaris van Rij de contouren voor een nieuwe box 3-heffing geschetst, die 1 januari 2027 moet worden ingevoerd. Het nieuwe kabinet moet hier nog een definitief besluit over nemen. Dat haast is geboden blijkt wel uit het navolgende.
Advies advocaat-generaal aan de Hoge Raad
20 september 2023. In een advies heeft de advocaat-generaal aan de Hoge Raad geadviseerd om ook de herstelwet box 3 (het keuzestelsel tot en met 2022) in strijd te verklaren met het discriminatieverbod en eigendomsrecht. Dat betekent dat als de Hoge Raad het advies overneemt de spaarvariant die vanaf 2023 geldt de toets der kritiek niet gaat weerstaan. De advocaat-generaal is van mening dat de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds een schending is van het eigendomsrecht. Dit geldt dan met name voor bezitters van ander vermogen dan spaargeld. Als reden geeft de advocaat-generaal dat dit vermogen wordt belast tegen één en hetzelfde positieve rendementstarief, terwijl het in de praktijk gaat om zeer verschillende en mogelijk zelfs negatief renderende vermogensbestanddelen.
Plan box 3 vanaf 1 januari 2027
In het nieuwe stelsel wordt in beginsel het totale werkelijke rendement belast en vindt géén forfaitaire rendementsheffing meer plaats over het vermogen op een bepaalde peildatum. De nieuwe box 3-heffing valt uiteen in drie componenten:
1. Het directe rendement. In box 3 wordt het directe rendement zoals rente van bank- en spaarrekeningen, huur van onroerend goed en dividend van beleggingen belast. De kosten die met deze inkomsten samenhangen zijn aftrekbaar.
2. Vermogensaanwasbelasting. Naast het direct rendement is er ook sprake van indirect rendement zoals waardemutaties, bijvoorbeeld in effectenportefeuilles (zogenaamde ongerealiseerde resultaten). Als hoofdregel geldt dat jaarlijks de waardeontwikkeling van het vermogen wordt belast. De waardeontwikkeling wordt bepaald door de mutatie van het vermogen tussen 1 januari en 31 december in de heffing te betrekken. Bij een negatief resultaat is het verlies verrekenbaar met box 3-inkomen in toekomstige andere jaren. Hierbij is de belastingheffing niet afhankelijk van het moment van verkoop. Wel is het dan zo dat over niet-gerealiseerde koersresultaten al belasting moet worden betaald.
3. Vermogenswinstbelasting. Voor onroerende zaken en niet-beursgenoteerde aandelen (bijvoorbeeld in familiebedrijven en startende innovatieve ondernemingen, belang kleiner dan 5%) geldt een uitzondering op deze hoofdregel. Hiervoor is het praktisch onmogelijk om uit te gaan van een vermogensaanwasbelasting. Ieder jaar zou dan namelijk een waardebepaling dienen plaats te vinden van het onroerend goed en van de niet-beursgenoteerde aandelen. Dat vindt zelfs de overheid te gortig. Vandaar dat voor deze vermogensobjecten is gekozen voor een vermogenswinstbelasting. Hierbij wordt de waardeontwikkeling pas belast als deze vermogensbestanddelen worden verkocht. De waardeontwikkeling wordt ook belast als de belastingplichtige voor het moment van verkoop emigreert of overlijdt.
Voor vakantiewoningen geldt een uitzondering
Er geldt nog een extra uitzonderingspositie voor vakantiewoningen. Als de vakantiewoning niet wordt verhuurd en alleen voor eigen gebruik is, wordt het eigen gebruik met een forfait in box 3 belast. Naar verwachting zal dit forfait uitkomen op 4% van de WOZ-waarde van de vakantiewoning. Om het forfait te mogen hanteren worden wel eisen gesteld aan de mate van eigen gebruik. Hoe deze er concreet uit zullen zien, is nu nog niet bekend. Een mogelijkheid zou kunnen zijn: bij meer dan 50% eigen gebruik is forfait van toepassing en bij 50% of minder eigen gebruik worden de werkelijke huurinkomsten minus kosten in de heffing betrokken. Een vakantiewoning die gedurende het gehele jaar aan derden wordt verhuurd, valt onder de vermogenswinstbelasting (huur belast, kosten aftrekbaar). Hiervoor gaat een langjarige administratieplicht gelden waarbij gegevens van aankoop, investeringen en kosten dienen te worden geregistreerd en bewijzen dienen te worden bewaard. De waardeontwikkeling wordt pas belast bij verkoop.
Wat wordt het box 3-tarief?
Over het directe rendement en het indirecte rendement zal waarschijnlijk een belastingtarief gaan gelden van 35%.
Van heffingsvrij vermogen naar heffingsvrij inkomen
In het huidige box 3-stelsel is nog sprake van een heffingsvrij vermogen. Voor 2023 en 2024 bedraagt dit € 57.000 per belastingplichtige. Is het totale vermogen (bezittingen minus schulden) lager dan dit bedrag, dan vindt er geen box 3-heffing plaats.
In de brief van de staatssecretaris wordt met ingang van 2027 een heffingsvrij inkomen geïntroduceerd. Dat betekent dat als het directe en indirecte rendement lager is dan een bepaald bedrag er geen box 3-heffing plaatsvindt. Er wordt gesproken over een bedrag van € 1.000.
U kunt op internet nog reageren
Het wetsvoorstel van de staatssecretaris is in internetconsultatie gebracht. Dat betekent dat alle Nederlanders tót 20 oktober 2023 hun reactie en/of commentaar kunnen geven op het voorstel voor een nieuw box 3-stelsel. Ook de diverse belangengroeperingen en brancheorganisaties zullen vanzelfsprekend met adviezen komen. Vervolgens moet het (aangepaste) voorstel in de zomer van 2024 in de Tweede Kamer aanhangig worden gemaakt, wil de invoering per 1 januari 2027 mogelijk zijn.
BAA ADVIES. Het kabinet probeert met knip- en plakwerk het huidige box 3-stelsel op de been te houden. Met de brief van de staatssecretaris wordt gehoor gegeven aan de sterke maatschappelijke wens om zo snel mogelijk te heffen over het werkelijk behaald rendement. Dit is echter slechts een eerste aanzet. We houden u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen. |