De DGA taks – deel 3: Wetsvoorstel wordt wet!
Voor velen kwam het toch nog als een verrassing, menig specialist verwachtte dat de Wet excessief lenen ten grave zou worden gedragen. Nu is het wetsvoorstel toch nog door de Tweede Kamer aangenomen. Wat zijn de gevolgen voor de DGA?
Wetsvoorstel met grote meerderheid van stemmen aangenomen
In de Miljoenennota van 2019 werd al gesproken over de Wet excessief lenen: de DGA-taks. Na een internetconsultatie werden de contouren van het plan al wat duidelijker. In maart van dit jaar stuurde de staatssecretaris een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer. Groot was de verbazing toen op 13 september 2022 dit voorstel met een grote meerderheid van stemmen (138 van de 150 stemmen) werd aangenomen.
Gezien deze grote meerderheid van stemmen zal dit wetsvoorstel naar verwachting ook ongeschonden door de Eerste Kamer komen. Dit voorstel wordt los van alle andere belastingplannen voor 2023 behandeld. De Eerste Kamer gaat op 11 oktober 2022 aan de slag met het wetsvoorstel. Naar alle waarschijnlijkheid zal de nieuwe Wet excessief lenen per 1 januari 2023 ingaan.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 20 december 2022 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. Hiermee gaat de wet per 1 januari 2023 in. De eerste peildatum wordt 31 december 2023 en de heffing (indien aanwezig) zal plaatsvinden in de aangifte inkomstenbelasting 2023. |
Even het geheugen opfrissen
In de eerdergenoemde miljoenennota (Belastingplan 2019) was er voor de eerste keer sprake van de rekening-courantmaatregel. Dat wil zeggen: een belastingheffing op een teveel aan schuld van een directeur-grootaandeelhouder (DGA) aan zijn/haar eigen BV.
Concreet betekende dit als de schuld van de DGA aan zijn BV groter was dan € 500.000 het meerdere werd beschouwd als dividend waarover Box 2 heffing zou moeten worden betaald. Hierbij werden alle schulden van de DGA aan zijn/haar BV op één hoop geveegd en bij elkaar geteld. Er werd een uitzondering gemaakt voor de eigenwoningschuld van de DGA aan zijn/haar BV. Na een internetconsultatie en diverse overlegrondes werd het wetsvoorstel op een aantal punten aangepast.
Tweede Kamer: van voorstel naar wet
Op 24 maart 2022 stuurde staatssecretaris van Rij het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer. De motivatie hierbij was de volgende:
“Het kabinet wil excessief lenen bij de vennootschap tegengaan. DGA’s en andere aanmerkelijkbelanghouders kunnen langdurig belastingheffing uitstellen en soms zelfs afstellen. Dit doen ze door liquide middelen als lening bij de BV op te nemen in plaats van dividend uit te keren of loon te genieten. Dit wordt ongewenst geacht.”
In het betreffende wetsvoorstel staat dat een DGA maximaal een bedrag van € 700.000 mag lenen van zijn BV. (Het oorspronkelijk bedrag van € 500.000 is verhoogd naar € 700.000). Wordt er meer geleend dan vindt er belastingheffing plaats. De beoogde ingangsdatum is al 1 januari 2023 waardoor de eerste peildatum 31 december 2023 zal zijn.
Het wetsvoorstel is, na een plenair debat op 7 september 2022, met handopsteken aangenomen op 13 september 2022 waarbij 138 leden voor hebben gestemd. Alle ingediende moties en amendementen zijn verworpen. Voor de liefhebber: u kunt een stenogram van het Tweede Kamerdebat ter lering ende vermaek downloaden en eens lezen. Let wel… het zijn 22 volle pagina’s…
Welke gevolgen heeft de wet voor de DGA in 2023
Fictieve (dividend)uitkering. Vanaf 1 januari 2023 wordt op basis van deze wet het deel boven € 700.000 dat een DGA en zijn partner van de eigen BV lenen, als zogenaamde fictieve (dividend)uitkering gezien. Ook leningen van de BV aan (groot)ouders of (klein) kinderen boven het bedrag van € 700.000 tellen mee voor de berekening.
De eigen woning… Eigenwoningleningen die door de BV zijn verstrekt aan de DGA, aan de partner van de DGA of aan de (groot)ouders of (klein)kinderen tellen niet mee voor de berekening. De kwalificatie eigenwoninglening geldt echter alleen als de geldleners de rente over de lening kunnen aftrekken in box 1. Dit houdt in dat aflossingsvrije leningen die door de geldleners in box 3 moeten worden opgenomen niet kwalificeren als een eigenwoninglening. Er geldt bovendien dat voor nieuwe hypothecaire leningen die worden opgenomen na 1 januari 2023, hiervoor aan de BV hypothecaire zekerheid dient te worden verstrekt.
Voorbeeld
Lening aan DGA… DGA Jansen heeft op 31 december 2023 aan zijn BV een eigenwoningschuld van € 1.750.000 en een niet-eigenwoningschuld van € 1.000.000.
…. aan de zoon… De BV heeft ook nog een aflossingsvrije hypotheek van € 750.000 voor een eigenwoning aan de zoon van DGA Jansen verstrekt. In de aangifte van de zoon zit deze hypotheek in box 3.
… aan de dochter… Voor de eigen woning van de dochter van DGA Jansen heeft de BV ook een lening van € 750.000 verstrekt. Deze wordt door de dochter in haar aangifte verantwoord in box 1.
… en aan de ouders. De ouders van DGA Jansen hebben een niet-eigenwoninglening van € 800.000 bij de BV van DGA Jansen.
De hoogte van de lening van DGA Jansen is: | |
Eigenwoningschuld DGA Jansen | telt niet mee |
Niet-eigenwoning schuld | € 1.000.000 |
Schuld van de zoon € 750.000 – € 700.000 | € 50.000 |
Schuld van de dochter (eigenwoninglening) | telt niet mee |
Schuld van de ouders € 800.000 – € 700.000 | € 100.000 |
Totaal schuld DGA Jansen | € 1.150.000 |
€ 700.000 is dus vrijgesteld van belasting. De heffing over het meerdere is € 450.000 x 26,9% = € 121.050 vindt plaats bij DGA Jansen.
Dit betekent dus ook dat bij een DGA met bijvoorbeeld drie kinderen, de BV maximaal 4 x € 700.000 = € 2.800.000 onbelast mag uitlenen als zijnde niet-eigenwoningleningen.
Positief fictief regulier voordeel
Als op 31 december 2023 blijkt dat de schuld van de DGA aan zijn eigen BV groter is dan € 700.000, dan vindt er dus een heffing plaats over dat meerdere. Voor 2024 is de drempel dan niet meer € 700.000 maar het bedrag van de schuld op 31 december 2023.
Voorbeeld
DGA Peters heeft op 31 december 2023 een schuld aan zijn BV van € 800.000. Over 2023 betaalt hij 26,9% x € 100.000 = € 26.900 belasting.
Op 31 december 2024 heeft DGA Peters een schuld aan zijn BV van € 950.000. Over 2024 wordt dan de belastingheffing (tarief 2023) 26,9% x (€ 950.000 – € 800.000) = € 40.350.
Negatief fictief regulier voordeel
Als op 31 december van enig jaar de schuld van de DGA lager is dan deze op de vorige peildatum was, is er sprake van een zogenaamd negatief fictief regulier voordeel. Hiervoor geldt een carry backtermijn van één jaar en carry forwardtermijn van zes jaar. Carry back of achterwaartse verliesverrekening betekent dat dit negatief fictief regulier voordeel kan worden verrekend met een positief fictief regulier voordeel uit het voorgaande jaar.
Bij carry forward is er sprake van een voorwaartse verliesverrekening. Het negatief fictief regulier voordeel kan dan worden verrekend met de positieve reguliere voordelen in de komende zes jaren.
Voorbeeld
DGA Wouters heeft op 31 december 2023 een schuld aan zijn BV van € 900.000. De belastingheffing over € 200.000 (€ 900.000 – € 700.000) is € 53.800. In 2024 ontvangt Wouters een erfenis en lost € 300.000 af. De schuld per 31 december 2024 is dan € 600.000. De carry back naar 2023 geldt tot maximaal het eerdere positief fictief regulier voordeel van € 200.000. De belastingteruggave bedraagt € 53.800.
BAA ADVIES. U heeft weliswaar nog tot 31 december 2023 de tijd om maatregelen te nemen op het moment dat ‘uw’ schuld aan uw eigen BV groter is dan € 700.000, maar het is slim om zo snel mogelijk te bepalen wat u gaat doen. Denk aan bijvoorbeeld aflossen uit privévermogen of met een dividenduitkering vanuit de BV. |