• Contact
  • Direct contact
    Stel uw vraag
BAA
  • Diensten
    • Financiële administratie
    • Salarisadministratie
    • Jaarrekening, controles en rapportage
    • HRM
    • Ondernemingsadvies
    • Fiscaal advies
  • Over BAA
    • Medewerkers
    • Werken bij BAA
    • Sponsoring
  • Kennis
    • Artikelen
    • Inschrijven nieuwsbrief
  • Menu Menu
U bevindt zich hier: Home1 / Btw-vrijstelling

Berichten

Btw-vrijstelling sport verruimd per 1 januari 2019

3 september 2018/in Artikelen /door Jasper Werts

Leden van een sportorganisatie hoeven per 1 januari a.s. over verschillende diensten geen btw meer te betalen. Dit is voor hén voordelig, maar voor sommige organisaties kan dit (zeer) negatief uitpakken. Daarom komt er een subsidiepot om dit te compenseren.

Wat is er aan de hand?

In 2017 werd bekend dat de btw-vrijstelling voor sportorganisaties wordt aangepast. De huidige regeling houdt in dat sportclubs (en -stichtingen) op bepaalde diensten aan hun leden geen btw hoeven te heffen. Denk hierbij aan het lidmaatschap voor de voetbal- of hockeyvereniging. De gedachte hierachter is om de deelname aan sport te stimuleren.

Het hoogste gerechtshof, het Hof van Justitie van de EU, is van mening dat de btw-vrijstelling óók moet gelden:

  • voor diensten aan niet-leden. Bijv. als een sportvereniging de sportaccommodatie verhuurt aan een andere sportvereniging; en
  • voor de algemene terbeschikkingstelling van sportaccommodaties.

Deze regeling wordt per 1 januari 2019 opgenomen in de btw-wetgeving.

Financieel nadeel bij ter beschikking stellen van sportaccommodatie

De nieuwe wetgeving leidt bij veel sportverenigingen tot een financieel nadeel, met name bij sportorganisaties met een sportaccommodatie. Op dit moment is op het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie het verlaagde btw-tarief van 6% van toepassing. De voorbelasting (de btw op de kosten van de investering in de accommodatie) is dan aftrekbaar in de btw-aangifte.

Doordat het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie per 1 januari 2019 is vrijgesteld van btw, zal ook de aftrek van de voorbelasting niet langer terug te vragen zijn. Dit betekent dat de kosten voor de sportverenigingen zullen toenemen.

De Nederlandse regering vindt dit negatieve effect ongewenst

Ondanks het vrijwillige lidmaatschap van de EU en het respecteren van de EU-wetgeving, heeft de regering een alternatief bedacht. Het komt erop neer dat de EU-wetgeving (verruiming btw-vrijstelling) wel wordt doorgevoerd, maar dat er tevens een regeling wordt bedacht om de ‘verplichte’ wetgeving teniet te doen.

Er komt een subsidiepot van € 87 miljoen

In de Staatscourant is een subsidiepot van € 87 miljoen aangekondigd die beschikbaar is per 1 januari 2019. De subsidiepot is bedoeld voor het stimuleren en in standhouden van sportaccommodaties, het beheer ervan en de aanschaf en onderhoud van sportmaterialen.

Deze subsidie zou een restitutie moeten betekenen van ongeveer 20% van de investering. Dit compenseert de toekomstige investeringen en onderhoudskosten die belast zullen zijn met niet-aftrekbare 21% btw.

De voorwaarden van deze subsidie

Om voor de subsidie in aanmerking te komen moet u aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • de activiteiten (begin investeringen) dienen te beginnen vanaf 1 januari 2019;
  • de subsidie bedraag ten hoogste 20% van de investering inclusief btw;
  • de subsidieaanvraag moet minimaal € 5.000 zijn (bij investering van € 25.000);
  • de subsidieaanvraag bedraagt maximaal € 2.500.000 per kalenderjaar; en
  • de subsidie geldt maximaal drie jaar.

De subsidie kan per 2 januari 2019 digitaal worden aangevraagd onder het motto: wie het eerst komt …

Extra aanvullende subsidie

Er is ook een aanvullende subsidie beschikbaar vanaf 1 januari 2019 voor energiebesparing en toegankelijkheid van de accommodatie. Denk hierbij aan LED-verlichting op sportvelden of een speciale lift voor gehandicapten om de accommodatie te betreden. De subsidie is 15% van het investeringsbedrag inclusief btw.

Herzieningsregeling

Voor sportverenigingen die investeringen in 2018 en eerdere jaren hebben gedaan, loopt de herzieningsperiode mogelijk nog. Dit betekent dat de btw die in het jaar van investeren is teruggevraagd, nu opnieuw per jaar beoordeeld moet worden. Stel, uw sportvereniging deed dit jaar een investering in een nieuwe kantine. Dan dient de teruggevraagde btw in de volgende 9 jaren te worden herzien. In het slechtste geval zal de btw nagenoeg geheel terugbetaald moeten worden.

Diverse sportorganisaties zijn in overleg getreden met het Ministerie van Financiën en WVS om een overgangsregeling te creëren. Dit om ervoor te zorgen dat sportverenigingen die in de afgelopen 10 jaar al een investering hebben gedaan, geen onoverkomelijk nadeel te laten ondervinden. Het zou voor veel (en misschien wel alle) sportverenigingen een financiële strop zijn als er geen compensatieregeling wordt getroffen. Op Prinsjesdag zal de definitieve regeling bekend worden gemaakt.

BAA ADVIES. Omdat sportorganisaties straks geen voorbelasting meer kunnen aftrekken, kan dat kan leiden tot een extra grote kostenpost. Er komt een flinke subsidiepot, maar helaas is er nog geen overgangsregeling voor investeringen die al voor 2018 zijn gedaan. Investeert u dit jaar nog of wacht u beter tot 2019? Vraag uw BAA-contactpersoon wat de gevolgen en de beste keuzes zijn.
https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/sport-btw.jpg 200 300 Jasper Werts https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jasper Werts2018-09-03 14:14:562021-12-05 14:16:17Btw-vrijstelling sport verruimd per 1 januari 2019

Btw-vrijstelling voor sportverenigingen; het Bridport arrest

29 juni 2016/in Artikelen /door Jasper Werts

Door het zogenaamde Bridport arrest staat er een btw-vrijstelling voor sportorganisaties en voor instanties die sportaccommodaties verhuren aan te komen. Hoe zit dat? Wat moet u nu al weten?

Gelegenheid geven tot sportbeoefening en btw

De Wet op de Omzetbelasting 1968 (hierna: btw-wetgeving) kent enkele specifieke bepalingen voor de behandeling van sport. In sommige gevallen is men vrijgesteld van btw en soms valt men onder het lage btw-tarief van 6%.

Lidmaatschap van een sportvereniging

Het gelegenheid geven tot de beoefening van sport is een dergelijke bepaling. Dat is bijvoorbeeld zo in het geval van lidmaatschap van een sportvereniging. Als een sportvereniging (zonder winstoogmerk) haar leden de gelegenheid geeft tot de beoefening van sport op een sportaccommodatie, dan is de contributie vrijgesteld van btw. Doordat de prestaties van de sportvereniging zijn vrijgesteld, is er geen mogelijkheid om de voorbelasting op de kosten (o.a. onderhoud, renovatie) in aftrek te brengen. Dit vormt dus een kostenpost.

Verhuur van een sportaccommodatie

Een gemeente, een commerciële instelling of een stichting kunnen ook gelegenheid geven tot de beoefening van sport door een sportaccommodatie te verhuren. Zij verhuren echter niet aan leden en daarom geldt in deze gevallen de genoemde vrijstelling niet. De verhuur of gelegenheid geven tot de beoefening van sport valt dan onder het verlaagde btw-tarief van 6%. Doordat de prestatie belast is, is er voor de verhurende partij wel de mogelijkheid om de voorbelasting op de kosten in aftrek te brengen.

Voorbeeld 1
Stichting X bouwt een sportaccommodatie voor € 1.210.000 (incl. € 210.000 btw). Stichting X verhuurt de sportaccommodatie aan sportvereniging A. Dit is het gelegenheid geven tot sportbeoefening en belast met het verlaagde tarief van 6%. Er is sprake van belaste prestaties door de stichting waardoor de voorbelasting aftrekbaar is. In dit geval kan de volledige BTW, € 210.000, worden teruggevraagd.

Wat is er nu aan de hand? Het Bridport-Arrest leidt tot volledige vrijstelling

In het Bridport-arrest (19 december 2013, zaak C-495/12) oordeelt het Hof van Justitie van de EU dat de btw-vrijstelling voor sportdiensten niet alleen geldt voor diensten van sportorganisaties aan hun leden, maar ook voor diensten door sportorganisaties aan niet-leden (volgens de Europese btw-richtlijn).

De Staatssecretaris heeft inmiddels diverse malen aangegeven dat vanwege het Bridport-arrest Nederland de btw-wetgeving inzake sport moet aanpassen. De aanpassing leidt er toe dat het gelegenheid geven tot sportbeoefening (zonder winstoogmerk) vrijgesteld is van heffing van btw. Dus zowel voor sportvereniging als gemeente, commerciële instelling en stichting. De vrijstelling van btw betekent echter geen mogelijkheid tot aftrek van voorbelasting op de kosten.

Heeft u investerings- en/of innovatieplannen?

Voor stichtingen, gemeenten en niet-winstbeogende organisaties die nu nog het verlaagde btw-tarief van 6% toepassen, kan het daarom interessant zijn om investeringen, renovaties en opknapbeurten van sportaccommodaties op korte termijn op te pakken. Op dit moment kan alle btw op de kosten nog als voorbelasting in aftrek worden gebracht in de aangifte omzetbelasting. Maar opgelet: er kunnen herzieningsregels van toepassing zijn. Zie verder op in dit artikel.

Ingeval de wet wordt gewijzigd

Voorbeeld 2
Stichting Y bouwt na invoering van de wetswijziging een sportaccommodatie voor
€ 1.210.000 (incl. € 210.000 btw). De sportaccommodatie wordt verhuurd aan sportvereniging B. Dit is na de wetswijziging een vrijgestelde prestatie, waardoor de voorbelasting nu niet aftrekbaar is. De volledige btw, € 210.000, vormt nu een kostenpost voor Stichting Y.

Herzieningsregels btw

Bij een wijziging van het btw-regime zoals hierboven beschreven, gelden herzieningsregels voor de btw. Voor kunstgrasvelden en nieuwbouw (kleed/wasaccommodaties) is dit het geval; voor natuurgrasvelden en renovaties niet. De herziening kan er toe leiden dat de voorbelasting die op het moment van investeren is teruggevraagd via de aangifte omzetbelasting, dient te worden herrekend en mogelijk te worden terugbetaald.

Voorbeeld 3
Dus als een stichting bijvoorbeeld in 2012 een sportaccommodatie heeft laten bouwen en men de btw in aftrek heeft gebracht, dan kan het zijn dat een deel daarvan terug betaald moeten worden.

De financiële gevolgen als de wet gaat wijzigen

In zijn brief van 18 april 2016 (Kamerstuk 34302-115)heeft de Staatssecretaris aangegeven dat een wetswijziging inzake de btw-vrijstelling voor sportorganisaties onvermijdelijk is. Echter ziet hij op korte termijn binnen de budgettaire kaders geen mogelijkheid om de gevolgen hiervan in te passen. Zolang de btw-wetgeving niet is aangepast, is de Belastingdienst gebonden om de nationale uitleg te volgen en kunnen inspecteurs geen beroep doen op de ruimere werking.

Het is nog niet duidelijk welke overgangsregelingen er komen om de financieel betrokkenen te compenseren bij een uitbreiding van de btw-vrijstelling voor de sport.

BAA ADVIES. Als de btw-wetgeving inzake sport wordt aangepast, stopt de mogelijkheid om voorbelasting af te trekken op de kosten. Wanneer dat gaat gebeuren en met welke overgangsregelingen is nog niet bekend.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/btw-wijziging-sport.jpg 206 300 Jasper Werts https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jasper Werts2016-06-29 19:44:052021-12-09 19:46:45Btw-vrijstelling voor sportverenigingen; het Bridport arrest

Tóch btw-vrijstelling paramedische geneeswijzen

2 mei 2016/in Artikelen /door Pieter van Lieshout

Onlangs maakte de staatssecretaris bekend dat er tóch btw-vrijstelling paramedische geneeswijzen van toepassing is (niet BIG-geregistreerde medici). Onder welke voorwaarden kan dat en waar moet u nog meer van op de hoogte zijn?

Even terug in de tijd

Tot en met 2012. Tot en met 2012 gold dat medische diensten zijn vrijgesteld voor de btw, als die diensten werden verricht door zogenaamde BIG- (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) geregistreerde medici. De btw-vrijstelling was ook van toepassing op diensten verricht door mensen zónder BIG-registratie, mits zij voldeden aan bepaalde beroeps- en opleidingseisen.

Vanaf 1 januari 2013 werd dit anders. Vanaf 1 januari 2013 gold de btw-vrijstelling alleen nog voor medische diensten welke door zogenaamde BIG-medici of -beroepsbeoefenaren werden uitgeoefend. De niet-BIG medici, zoals chiropractors, maar ook osteopaten en acupuncturisten, moesten vanaf dat moment btw in rekening gaan brengen aan hun patiënten. Een omzetdaling van 21%! Tegen deze wijziging werd natuurlijk massaal bezwaar aangetekend, en …… met succes.

Bezwaar gehonoreerd

Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie en van de Hoge Raad inzake het toepassen van de btw-vrijstelling bij medische diensten heeft de staatsecretaris van Financiën op 29 maart 2016 een besluit gepubliceerd. Met dit besluit sluit de staatssecretaris aan bij de Europese en nationale rechtspraak.

In dit besluit geeft de staatssecretaris duidelijkheid over onder andere:

  1. de omstandigheden onder welke een Wet BIG–beroepsbeoefenaar de vrijstelling kan toepassen;
  2. de werkzaamheden van de Wet BIG–beroepsbeoefenaar die onder de btw-vrijstelling vallen;
  3. de voorwaarden waaronder óók de niet –Wet–BIG beroepsbeoefenaar onder bepaalde voorwaarden onder de vrijstelling kan vallen

Lees hier het besluit nog eens na.

De niet–Wet–BIG beroepsbeoefenaar toch vrijgesteld

Er zullen vast de nodige champagneflessen zijn ontkurkt want ook de diensten van de niet-Wet-BIG beroepsbeoefenaar kunnen onder voorwaarden onder de btw-vrijstelling vallen. Die voorwaarden zijn:

  • de dienst betreft de gezondheidskundige verzorging van de mens; en
  • de dienst heeft een gelijkwaardig kwaliteitsniveau als een gezondheidskundige dienst van een Wet-BIG beroepsbeoefenaar; en
  • de dienst wordt verricht aan de individuele patiënt.

Het gelijkwaardig kwaliteitsniveau

De niet-Wet-BIG geregistreerde beroepsbeoefenaar kan de vrijstelling toepassen als voldaan is aan het fiscale neutraliteitsbeginsel. Hiervan is sprake als de niet-Wet-BIG beroepsbeoefenaar zich bezighoudt met gezondheidskundige verzorging van de mens en kan aantonen dat die diensten een kwaliteitsniveau hebben dat gelijkwaardig is aan het kwaliteitsniveau van een Wet BIG-beroepsbeoefenaar.

Volgens het besluit is in de volgende gevallen sprake van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau:

  1. de medisch dienstverlener heeft een afgeronde op zijn beroepsuitoefening gerichte gezondheidskundige HBO-Bachelor opleiding (240 ECTS); of
  2. de medisch dienstverlener heeft een afgeronde gezondheidskundige beroepsopleiding gecombineerd met een andere op zijn beroepsuitoefening gerichte aanvullende gezondheidskundige opleiding. Deze combinatie van opleidingen dient eenzelfde kwaliteitsniveau te hebben als de opleiding bedoeld onder 1;
  3. de medisch dienstverlener heeft een afgeronde gezondheidskundige beroepsopleiding gecombineerd met relevante kennis en ervaring op het gebied van zijn beroepsuitoefening. Deze combinatie van opleiding, kennis en ervaring dient eenzelfde kwaliteitsniveau te hebben als de opleiding bedoeld onder 1.

In alle gevallen dient de medische beroepsbeoefenaar ook te beschikken over medische basiskennis of psychosociale basiskennis.

Het kwaliteitsniveau aangetoond

Het bovenstaande kan worden aangetoond door bijvoorbeeld:

  • een diploma van een door de overheid erkende (NVAO geaccrediteerde) beroepsgerichte opleiding;
  • HBO-Bachelor opleiding;
  • een diploma van een beroepsgerichte opleiding op HBO-Bachelor niveau overeenkomstig NVAO-accreditatie-eisen;
  • een EVC-certificaat (Erkenning van Verworven Competenties) of een daarmee vergelijkbare erkenning waaruit blijkt dat de medische beroepsbeoefenaar beschikt over op de beroepsuitoefening gerichte kennis en ervaring overeenkomend met (minimaal) een HBO-Bachelor opleiding;
  • een registratie bij een door de zorgverzekeraar erkende beroepsvereniging en/of overkoepelende organisatie waaruit blijkt dat de betrokken medische beroepsbeoefenaar beschikt over zowel medische of psychosociale basiskennis alsmede specifieke beroepsgerichte kennis overeenkomend met (minimaal) een HBO-Bachelor opleiding;
  • op andere wijze, mits de beoordeling van het kwaliteitsniveau van de gevolgde opleiding en/of kennis en ervaring voldoet aan de gestelde eisen.

Terugwerkende kracht!

Het besluit werkt terug tot de datum van het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2015 en in alle situaties vóór deze datum waarin de heffing van omzetbelasting nog niet onherroepelijk vaststaat. Heeft u bijvoorbeeld voor 27 maart 2015 bezwaar aangetekend tegen uw eigen aangifte omzetbelasting dan geldt het besluit ook voor deze periode.

Teruggave van omzetbelasting

De Belastingdienst heeft gemeld dat is begonnen met het afwikkelen van de bezwaarschriften die (massaal) zijn ingediend en dat de reeds afgedragen omzetbelasting daadwerkelijk wordt terugbetaald. In welk jaar moet de btw-teruggaaf vervolgens fiscaal worden verantwoord?
De btw-teruggaven dienen bij uw normale jaarwinst te worden opgeteld. Hierover is dus nog wel (inkomsten)belasting verschuldigd. Verwerking dient plaats te vinden in het jaar van ontvangst. Gevolg hiervan kan zijn dat de winst (door de teruggave van de btw) belast is tegen 52% inkomstenbelasting.

Voorkom 52% belastingheffing over de teruggave btw

Uiteraard zijn er een aantal mogelijkheden om (zoveel mogelijk) te voorkomen dat 52% inkomstenbelasting wordt geheven over de teruggave btw. Ik verzoek u hiervoor contact op te nemen met uw adviseur van BAA.

BAA ADVIES. De btw-wetgeving is verre van eenvoudig. Heeft u vragen over de btw-vrijstelling voor niet-BIG-medici, hoe u een en ander in uw boeken moet verwerken óf hoe u eventueel 52% belastingheffing over de teruggave btw kunt voorkomen? Uw contactpersoon bij BAA kan u verder helpen.

https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/paramedisch-btw.jpg 220 300 Pieter van Lieshout https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Pieter van Lieshout2016-05-02 19:51:012021-12-13 19:53:40Tóch btw-vrijstelling paramedische geneeswijzen

Ondernemer in het onderwijs: btw-vrijstelling of niet?

26 februari 2016/in Artikelen /door Jasper Werts

Geeft u als zelfstandige les, heeft u een onderwijsinstelling of wilt u cursussen gaan verkopen? Dan geldt soms een vrijstelling voor de btw, en … soms ook niet. Hoe zit dat?

Overzichtelijke btw-wetgeving, maar niet voor onderwijs

Het aanbieden van onderwijs en btw-wetgeving is een complex geheel. Met ingang van 2014 is getracht om de btw-wetgeving overzichtelijker te maken voor iedereen. De verschillende behandeling van beroepsopleidingen en algemeen vormend onderwijs dragen daar niet direct aan bij. Voor het aanbieden van taalonderwijs zijn echter andere regels van toepassing.
De Staatssecretaris heeft de voorwaarden middels een besluit van 30 juli 2014 geactualiseerd. Hierdoor is er voor taalonderwijs gelukkig wel voldoende duidelijkheid.

Vrijstelling van btw

In het kort kan worden gezegd dat wettelijk geregeld onderwijs en algemeen vormend onderwijs vrijgesteld zijn van omzetbelasting.

  • Wettelijk geregeld onderwijs: denk aan basisonderwijs, voortgezet onderwijs, MBO, HBO en wetenschappelijk onderwijs.
  • Algemeen vormend onderwijs: denk aan onderwijs dat inhoudelijk overeenkomt met wettelijk geregeld onderwijs en wordt verzorgd door reguliere instanties. Het moet dan wel gaan om:
    • contactonderwijs;
    • onderwijs verzorgd door particuliere instellingen; en
    • onderwijs verzorgd door externe leerkrachten die zelfstandig ondernemer zijn.
  • Kunstonderwijs.

Ook beroepsopleidingen vrijgesteld van btw

Een beroepsopleiding kan ook onder de vrijstelling van de omzetbelasting vallen. Een beroepsopleiding (dat valt onder de verzamelnaam beroepsonderwijs) is onderwijs dat rechtstreeks opleidt voor een specifiek vak of beroep. Ook onderwijs om vakkennis te verwerven of op peil te houden en cursussen om in een toekomstige dienstbetrekking te kunnen functioneren vallen hieronder.

  • Wettelijk erkende beroepsopleidingen. Deze zijn vrijgesteld van omzetbelasting.
  • Niet-wettelijk erkende beroepsopleidingen. Ook deze zijn vrijgesteld, mits:
    1. die door de overheid gefinancierd worden en benoemd zijn in de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of de Wet educatie en beroepsonderwijs.
    2. het instellingen of zelfstandige docenten zijn die staan ingeschreven in het Centraal Register Kort Beroepsonderwijs (CRKBO).
  • Taalonderwijs. Taalonderwijs bedoeld om een bepaald beroep uit te kunnen oefenen is vrijgesteld, mits de opleiding staat ingeschreven in het CRKBO.

CRKBO voor onderwijsinstellingen en zelfstandige docenten

Het CRKBO is bedoeld voor onderwijsinstellingen en zelfstandige docenten die beroepsonderwijs aanbieden en die niet zijn vermeld in de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of in de Wet educatie en beroepsonderwijs. Het CRKBO kent twee registers:

  1. CRKBO Register Docenten. Voor de hier ingeschreven zelfstandig docent in het beroepsonderwijs (al dan niet vanuit de eigen BV) geldt de vrijstelling alleen voor het beroepsonderwijs dat aan onderwijsinstellingen wordt gegeven.
  2. CRKBO Register Instellingen. Voor de hier ingeschreven zelfstandige of onderwijsinstelling geldt de vrijstelling voor al het beroepsonderwijs dat wordt aangeboden.

En taalonderwijs niet gericht op beroepsuitoefening?

Taalonderwijs dat niet is gericht op beroepsuitoefening is algemeen vormend onderwijs en zodoende vrijgesteld van omzetbelasting. Dit is bepaald in het besluit van de Staatssecretaris. Onder dit taalonderwijs valt onder andere de volgende voorbeelden:

  • taalcursussen met een hobbymatig karakter;
  • taalcursussen voor het verkrijgen van vaardigheden in de persoonlijke levenssfeer; en
  • taalonderwijs (aan bijv. vluchtelingen) dat erop gericht is om de basistaalvaardigheid in het Nederlands aan on- of laaggeletterden bij te brengen om zo de participatie in het maatschappelijk leven en de arbeidsmarkt te verbeteren.

Voorbeeld

De taalcursus Nederlands die een buitenlandse taxateur volgt omdat hij in Nederland komt werken en taxatierapporten in het Nederlands moet kunnen schrijven, valt onder het beroepsonderwijs. De cursus is dus in principe niet vrijgesteld van btw, maar als de docent of de instelling is ingeschreven in het CRKBO, dan is de cursus wél vrijgesteld van btw.

BAA ADVIES. Hoe complex de btw-wetgeving voor onderwijs ook is, voor de taalcursussen is er sinds medio 2014 genoeg zekerheid. Het aanbieden van “niet- beroepgerelateerde” taalcursussen valt onder de vrijstelling en kan zodoende door iedere ondernemer vrij van omzetbelasting worden aangeboden. Toch blijft de btw-wetgeving voor onderwijs een lastig iets … Overleg met uw contactpersoon van BAA voor specifieke situaties.
https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/12/onderwijs-bedrijf.jpg 250 250 Jasper Werts https://baa.nl/wp-content/uploads/2021/01/logo-1.png Jasper Werts2016-02-26 15:07:442021-12-14 15:11:19Ondernemer in het onderwijs: btw-vrijstelling of niet?

Categorieën

  • Vacatures (4)
  • Artikelen (282)

Laatste nieuws

  • Lof der zotheid: het energiedebat in de Tweede Kamer31 januari 2023 - 14:17
  • Administratieve topperAdministratief toptalent16 januari 2023 - 09:16
  • Het DGA-loon vanaf 1 januari 20236 januari 2023 - 09:55
  • Pensioen voor zzp’ers/ondernemers in de nieuwe pensioenwet6 januari 2023 - 09:21
  • DGA arbeidsongeschikt in 2023: wat nu?6 januari 2023 - 09:15
  • Veiligstellen jubelton voor 2023 en 20245 december 2022 - 12:36
  • Een vakantieauto van de zaak: geen, enkele of dubbele bijtelling?5 december 2022 - 11:40
  • Werknemers met werkstress en burn-out: antwoord op de meest gestelde vragen5 december 2022 - 11:35
  • Maak vóór 31 december ambtshalve bezwaar tegen box 3-heffing3 november 2022 - 08:33
  • Schenken woning: let op de vernieuwde waarderingsregels3 november 2022 - 08:22

Wat mogen we voor u ontcijferen?

Heeft u een concrete vraag of wilt u gewoon eens met ons kennismaken?
Wij kijken uit naar uw mailtje of telefoontje!

In onze nieuwsbrief delen onze professionals kennis en inzicht. Zo blijven onze klanten voorlopen op de feiten.

0493 - 69 52 98 info@baa.nl
Inschrijven nieuwsbrief
lid van Noab

Postbus 122
5720 AC Asten
Julianastraat 2
5721 GL Asten

Algemene voorwaarden | Privacy statement & cookies | Disclaimer

Scroll naar bovenzijde