Eindelijk meer duidelijkheid over de box 3-heffing in 2023
Na alle perikelen over de box 3-heffing de laatste jaren, is er nu eindelijk meer duidelijkheid over de wijze waarop vanaf 1 januari 2023 in box 3 vermogen gaat worden belast.
Eerst even terug in de tijd
2001. Het huidige belastingstelsel wordt ingevoerd. Op dat moment ziet het boxenstelsel het levenslicht. De heffing in box 3 wordt bepaald op een forfaitair percentage van 4% waarover 30% belasting verschuldigd is.
2017. Het box 3-stelsel wordt aangepast. Er wordt nu bij een bepaald vermogen uitgegaan van een fictieve beleggingsmix waarover een forfaitaire belastingheffing verschuldigd was.
December 2021. De Hoge Raad oordeelt dat alleen het werkelijke rendement mag worden belast en draagt de overheid op om een ander stelsel in te voeren (‘het Kerstarrest’).
2022. Het zogenaamde stelsel van rechtsherstel wordt ingevoerd. Hierbij wordt het vermogen opgeknipt in drie delen met een eigen forfaitair rendement: bank- en spaartegoeden, beleggingen en andere bezittingen en schulden.
Tot en met 2022 is het voor belastingplichtigen mogelijk om een keuze te maken wat voor hen het meest gunstige is, het oude stelsel van 2017 of het rechtsherstel van 2022.
Het nieuwe box 3-stelstel per 1 januari 2023
Met ingang van 2023 is deze keuze vervallen en is het rechtsherstel tot wet verheven. Op 15 maart 2023 zijn de percentages bekend geworden waartegen de diverse vermogensonderdelen worden belast:
• bank- en spaarrekeningen | 0,36% |
• beleggingen en andere bezittingen | 6,17% |
• schulden | 2,57% |
Over dit forfait is de belastingheffing 32%.
De berekening. Om nu te berekenen hoeveel belasting er in box 3 betaald moet worden, dienen er vier stappen te worden gevolgd.
- Stap 1. Bepalen van de rendementen op de diverse vermogenscategorieën.
- Stap 2. Bepalen van het totaal rendementspercentage (basis zijn de bij stap 1 berekende rendementen) totaal rendement/rendementsgrondslag.
- Stap 3. Bepalen van box 3-voordeel: rendementspercentage x heffingsgrondslag.
- Stap 4. Bepalen van box 3-heffing: het ‘box 3-voordeel’ van stap 3 x 32%.
De rendementsgrondslag genoemd in stap 2 is het totaal van de bezittingen minus de schulden. De heffingsgrondslag genoemd in stap 3 is de rendementsgrondslag minus het heffingsvrij vermogen (2023: € 57.000 per belastingplichtige).
Geen sinecure dus. Enkele voorbeelden moet het verduidelijken. Ter vergelijking ook de (meest gunstige) heffing voor 2022.
Voorbeeld 1
• Bank en spaartegoeden | € 80.000 |
• Beleggingen | € 150.000 |
• Schulden | -/- € 75.000 |
Belastingheffing in 2022: € 1.056.
Belastingheffing in 2023: € 1.577 (een stijging van 49,3%).
Voorbeeld 2
• Bank en spaartegoeden | € 125.000 |
• Onroerend goed | € 800.000 |
• Schulden inzake het onroerend goed | -/- € 250.000 |
Belastingheffing in 2022: € 8.051.
Belastingheffing in 2023: € 12.726 (een stijging van 58%).
Welke mogelijkheden zijn er nog om de box 3-heffing te verlagen?
Spaar-BV. Als het totaal vermogen grotendeels bestaat uit beleggingen kan door het overdragen van laag renderende beleggingen naar bijvoorbeeld een spaar-BV belasting worden bespaard.
Obligaties verkopen. Door obligaties te verkopen voor liquide middelen kan eveneens box 3-heffing worden bespaard.
Geld opnemen uit de BV. Ook het opnemen van gelden uit een BV waarvan men aandeelhouder is, kan leiden tot belastingbesparing. In box 3 krijgt men dan geld en daartegenover een schuld. Het geld wordt niet belast en de schuld is aftrekbaar tegen 2,46%. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de volgende aspecten: over de lening is een zakelijke rente verschuldigd, er dient een leningovereenkomst te worden opgesteld waarin rente en aflossing staan vermeld. Kortom een en ander is maatwerk en overleg met uw adviseur alvorens u om deze reden geld opneemt uit uw BV. Ook het aflossen van leningen uit beleggingsvermogen leidt tot een verandering van de samenstelling en verlaagt de belastingheffing.
Met andere woorden door te schuiven met de componenten in box 3 kan het rendement en daarmee de belastingdruk worden verlaagd. Let wel op de zogenaamde ‘peildatumarbitrage.’ Dat wil zeggen het tijdelijk omzetten moet minstens drie maanden duren gerekend vanaf de peildatum (1-1), anders leidt een en ander niet tot een lagere box 3-heffing. Dat betekent dat als op 1 december een privéschuld bij de BV wordt aangegaan, dat deze schuld niet vóór 1 april van het volgende jaar mag worden afgelost vanuit privé.
We zijn er nog niet klaar mee…
De overheid wil uiteindelijk een heel nieuw box 3-stelsel invoeren. Daarbij wordt niet het vermogen, maar worden de vruchten van het vermogen belast. De vraag is dan of er sprake zal zijn van een vermogenswinstbelasting of vermogensaanwasbelasting.
Bij een vermogenswinstbelasting worden de daadwerkelijke opbrengsten in een jaar in de belastingheffing betrokken; bij een vermogensaanwasbelasting wordt ook rekening gehouden met zogenaamde ‘ongerealiseerde waardestijgingen.’
In eerste instantie was het de bedoeling dat dit stelsel in 2025 zou worden ingevoerd. In een persbericht op 23 maart 2023 heeft staatssecretaris van Rij echter laten weten dat dit op zijn vroegst per 1 januari 2027 zal worden.
BAA ADVIES. Door de wijziging in de box 3-heffing moet u op de peildatum van 1 januari 2024 extra alert zijn op de samenstelling van het vermogen in box 3. In de aanloop naar 1 januari 2024 kunt u een aantal maatregelen treffen waardoor u uiteindelijk zo weinig mogelijk box 3-heffing betaalt. |